14 mei 2009

Over Boeren, Burgers en Stadslui.

Van het platteland naar de stad..

Sommige mensen (collega’s/ familie/vrienden) begrijpen mij niet.
Geboren en getogen tussen de suikerbieten en spruitkool in de buurtschap Greup en nu ruim 11 jaar inwoner en opvoeder in de multi-cultistad Gouda. Nog even en ik heb de helft van mijn leven in de stad gewoond.

Laat ik zeggen dat ik als polderjongen eigenlijk wel moest wennen om “stads” te worden. Jarenlang noemde ik het stadhuis gewoon ‘gemeentehuis’, en zeker in Gouda klinkt dat vreemd, want het Stadhuis is juist Gouda’s trots.
“Even de stad in“, was voor mij een vreemde term. De stad was voor mij minstens 20 kilometer rijden, parkeermoeilijkheden (om te parkeren moest je nog betalen ook) en vooral ook drukte ervaren die ik eigenlijk niet wilde ervaren. En tja, sorry dat ik het zeg; al die buitenlanders; hoofddoeken en mannen met rastahaar en bobmarley-mutsen, bedelaars en junks…brr..……

Tijdens mijn studietijd was ik dan ook altijd weer blij om s’avonds uit de stad terug te keren naar de rust van het Hoekse Waardsche landschap, de ploegende en oogstende boeren en vooral al die vertrouwde buren en burinnen van het platteland.
De reden van mijn vertrek uit de Hoeksche Waard had met 2 dingen te maken. Een stadse, Goudse vriendin waarmee ik wilde gaan trouwen en een baan in een dorp vlakbij Gouda. Het feit dat bij ons de middelen ontbraken om een “spulletje vrijaf” ( sorry maar zo zeggen ze dat in de polder altijd) te kopen en het feit dat mijn vrouw een geboren en aan de stad verslaafde Goudse is deed ons in een starterhuisje in de stad belanden. Ik heb mijn familie wat keren verbaasd en bevreemd binnen zien stappen als ze hun auto in ons smalle straatje niet konden parkeren en tussen de parkeerplaats, die ze uiteindelijk vonden, en onze voordeur minstens 4 allochtonen tegen de hoofddoek waren gelopen.

In de loop der jaren ben ik echter aan de stad gewend geraakt en zijn we na een verhuizing gewoon in Gouda gebleven en is Gouda ook een beetje “mijn stad”geworden.
Nu weet ik dat Gouda afgelopen jaren regelmatig slecht in het nieuws is geweest. En ik zal de laatste zijn die de problemen zal ontkennen. Sterker nog; bagatelliserende opmerkingen van Burgemeester, Wethouders en raadsleden van welke partij ook, vinden bij mij geen bijval. Er is immers een groot Marokkanenprobleem in Gouda. En er is veel werkeloosheid onder met name de allochtone bevolking. En er worden veel te veel autoruiten ingeslagen. En in Gouda vind men een nette groene buitenruimte niet zo belangrijk. En het is op donderdagavond in de binnenstad ‘s winters na 21.00 uur niet gezellig meer.

Toch heeft Gouda voor mij en mijn opgroeiende gezin veel moois en goeds te bieden. Als anti-multicultureel vind ik het een uitdaging om mijn gezin op te voeden in een multi-culti stad. Een opvoeding in een jaren ’30 woning in een fijne “dorpsachtige” straat vol met kastanjebomen van 60 jaar oud aan de rand van een achterstandswijk. Tussen mensen die hard werken voor hun centen. Moeders die niet of heel weinig werken en thuis zijn als de kinderen uit school komen. Een gezellig praatje met mijn buurman of buurvrouw. Elkaar helpen als het nodig is, kortom sociale cohesie in de straat.
Basis én voortgezet onderwijs, kerk, muziekschool, zwembad en andere verenigingen op loop- of fietsafstand. Mijn kinderen die op hun 7e al met vragen thuiskomen over het feit dat “dat jongetje van achter in Allah gelooft en niet in Jezus”. Natuurlijk zal een polderjongen uit de Alblasserwaard niet begrijpen dat ik van deze dingen kan genieten. Misschien is genieten niet het juiste woord. Een jonge en begeleide confrontatie met de wereld om ons heen kan ik mijn kinderen beter in de stad Gouda dan in het achterland ten zuiden of ten oosten van Rotterdam bieden. Daar ben ik voor mijzelf wel achter gekomen.


Op zaterdagavond stromen de jonge Krimpenerwaardse boeren massaal Gouda in om “te gaan stappen”. Ze zijn niets gewend, discrimineren als geen ander, zouden nooit in de stad willen wonen, houden vooral van veel bier en gedragen zich als de door Alexander Curly bezongen Guus. (van: Guus kom naar huus, weet u nog wel). Blijkbaar biedt de stad deze jongeren dingen die de polder niet biedt.
Maar hebben ze ooit ook van de “gewone”dingen van de stad leren genieten? Van de geschiedenis, van de kunst, van de architectuur en van de bibliotheken?
Zijn deze jongeren ooit in de St. Jan de Goudse glazen wezen bewonderen?
Die orthodox christelijke ouders uit de polder die de stad verfoeien om zijn verderfelijke en hedonistische eigenschappen, hebben die ooit hun kinderen kennis laten maken met de schone en mooie dingen van en in een stad? Of komen daar alleen jongeren achter die op hun 18e gaan studeren in een grote stad?

Een idioot pleidooi voor wonen in de stad? Nee, zeker niet. Maar wel enige relativering voor de onvoorwaardelijke aanbidders van het platteland. Al ligt er een enorme economische kracht in het Hollandse platteland.


Verlang ik dan nooit meer naar dat boerenland? Jazeker, dagelijks kan ik u zeggen. Maar laat ik nu dagelijks vanuit mijn eigen kantoor ruim zicht hebben op de Alblasserwaardse groene weiden met zwart-bonte koeien en de geur van mest en gemaaid gras.
Een wilg 3 meter bij mijn raam vandaan waarin boomkruiper, bonte specht en puttertjes zitten en invliegen. Een slootje daarnaast waarin ik ieder jaar het ijsvogeltje opnieuw signaleer. Mijn hele leven staat in het teken van het groen. Mijn opvoeding, mijn studie, mijn baan, mijn contacten etc.
Maar echte "polderjongens" kunnen of willen niet snappen dat je als geboren polderjongen ook iets met "de stad" kan hebben.
Onlangs hoorde ik iemand zeggen dat hij het een verademing vindt om elke dag de stad achter zich te laten en rust te vinden in zijn huis in een klein dijkdorpje in de Krimpenerwaard.
Voor mij geld het andersom. Iedere dag thuiskomend en er (helaas) mee geconfronteerd worden dat Nederland niet alleen groen, christelijk en Hollands is. Dat geeft de nodige relativering en ook de bezinning op de maatschappij waarin we anno 2009 leven.
Zolang ik mijn kinderen nog iedere dag van hun omgeving op een gezonde manier zie genieten blijven we er wonen.
Al laat ik voor de toekomst de deur naar een plattelandswoning natuurlijk open staan.
Om Deo Volente rond mijn 50e weer te gaan genieten van de rust van het platteland……..


PS.Natuurlijk woon ik wel aan de rand van de stad.
En broed er een duif in de kastanjeboom voor ons huis. En zit er een vlaamse gaai in de boom in de achtertuin. En worden we ’s morgens gewekt door de zang van een merel.
50 meter lopen en ik kan mijn hengel in de rivier gooien, binnenvaartschepen zien varen en koeien zien grazen.

2 opmerkingen:

Anoniem zei

De stad maakt inderdaad wereldwijzer. Vroeger kon je op de reformatorische school zo zien wie er van het platteland komt en wie uit de stad.

Ik zie tegenwoordig steeds minder voordelen van de stad in. Het is jammer dat de natuur er niet voor je deur ligt. Als ik wil hardlopen zit ik binnen vijf minuten bij de Reeuwijkse Plassen, maar ja: daar loop je ook over asfaltpaden langs auto's.

Daarnaast speelt natuurlijk de asocialiteit van veel stadsbewoners mee. In Gouda valt dat nog wel mee, maar in hartje Amsterdam of Rotterdam is het vreselijk. Daar wil je toch geen kinderen opvoeden?

. zei

klopt wel Rutger, wat je signaleert.

Gouda is voor mij ook het uiterste denk ik....
In Amsterdam zou ik het ook niet "aandurven".

Volgers