27 juni 2009

Enorme bende die zich toch gunstig onderscheidt ( Jan van Klinken 3)

En hier weer de column van Jan van Klinken van deze week.
Een nadenkertje over ontwikkelingshulp


Even een raadsel: Wat krijg je als je op een zo klein mogelijk oppervlak zo veel mogelijk Chinezen bij elkaar propt, zo veel mogelijk dubbeldeksstadsbussen loslaat, zo veel mogelijk schepen laat aanmeren, zo veel mogelijk containers op elkaar stapelt en zo veel mogelijk uitlaatgassen met de buitenlucht mengt? Het antwoord: Hongkong.

De stad is één groot mierennest waarin iedereen op wonderbaarlijke wijze zijn weg weet te vinden. Ik was er op doorreis, dus kort, maar lang genoeg om me grotelijks te verbazen. Dat had er vooral mee te maken dat mijn hotel zich in Mong Kok bevond, een volkswijk waar je niet snel raakt uitgekeken.

Wat ik het gekst vond, waren de talrijke mondkapjes. Alsof de inwoners van deze wereldstad plotseling in groot gevaar zijn en verder nauwelijks een besmettingsrisico lopen.

In Kenia heb ik wel eens meegemaakt dat de slager net een verse koeienkop buitenzette om te laten uitdruipen in de tropenzon en in Caïro heb ik wel eens achter een brommer aangereden met een karkas als duopassagier, maar in Hongkong spannen ze als het om schennis van de hygiëne gaat de kroon. Slagers die bij +25 graden de hele dag hun voorraad vlees en vleeswaren in de buitenlucht uitstallen. Poeliers die –waar je bij staat– kaalgeplukte eenden met kop en al in de frietpan stoppen.

De man van de viskraam die de verse kabeljauw ter plekke met zijn hakmes onthoofdt terwijl andere vissen in een pan met groezelig water naar hun laatste adem happen en een meter verderop grote kikkers met z’n allen gezellig boven op elkaar op een koper wachten – dat tart het voorgaande. Wat zou je dan tobben met een mondkapje? Blijkbaar is het erger om slachtoffer te worden van de Mexicaanse griep dan van de salmonellabacterie of een andere griezel.

Vanwege het korte verblijf was de keuze gevallen op een lowbudget­hotel. Op de temperatuur na was alles er inderdaad low: de prijs, de hygiëne, de hoeveelheid ruimte en het comfort. In de vroegere Sovjet-Unie had ik wel eens in een hok geslapen waar iemand per ongeluk ”hotel” op had gespijkerd, maar deze accommodatie kon er zeker mee wedijveren. Het koddigst was nog wel de wastafel. In plek van die aan de muur te bevestigen hadden ze die maar op een wankele houten stellage gemonteerd, waardoor het een hele kunst was om de kraan aan te zetten zonder dat je meteen de waterleiding een halve meter verboog.

Maar dat moet de hoteleigenaar worden nagegeven: de airco had de kamer razendsnel op een draaglijke temperatuur en alles was verder prima geregeld. Wellicht is het symbolisch voor Hongkong als oord van tegenstellingen. Pal voor de stoffige winkeltjes en smoezelige eetgelegenheden staat een vette Mercedes of een fonkelnieuwe SUV. En wat zeker niet ongenoemd mag blijven, is de luchthaven. Alles even gelikt en even strak. Je kunt er van de vloer eten en dan ook nog zonder dat het zweet van je lijf druipt want de immense en futuristische terminals zijn aangenaam aircogekoeld. Nog zoiets wonderlijks: naast grauwe, bruin uitgeslagen, half vervallen betonkolossen staan kantoorgebouwen van dertig verdiepingen met oogverblindend spiegelglas.

Hongkong geldt een beetje als het vlaggenschip van Azië. Het heeft zich razendsnel ontwikkeld tot een stad die wereldwijd kan meedoen. Weliswaar heeft lang niet iedereen het tempo kunnen bijhouden, maar zolang het aan de top regent, wordt het beneden vanzelf ook een keer nat. Op sommige terreinen loopt Hongkong zelfs voor. De OV-chipkaart bijvoorbeeld kennen ze er al meer dan tien jaar.

Hongkong is nooit aangemerkt als een ontwikkelingsgebied dat speciale hulp nodig had. Dat geldt wel voor meer landen in Azië. Vietnam en China worden ook vaak in dit verband genoemd. Ze ontwikkelen zich in duizelingwekkend tempo zonder dat er miljarden aan hulpgelden naartoe zijn gegaan.

Zelf heb ik al heel lang iets met Afrika. Wat ik altijd heb bewonderd, is de blijmoedigheid waarmee de bevolking zich door het leven slaat. De toestand kan niet zo beroerd zijn en de armoede niet zo groot of Afrikanen blijven alles van de zonnige kant zien. Daar kunnen we met z’n allen nog veel van leren.

En dan die vindingrijkheid. Van een door ons weggegooide naaimachine maken ze met draadjes en elastiekjes weer een werkend geval en een auto kan nog zo ver heen zijn maar rijden zal hij.
Tegelijk is Afrika een tragisch continent. Er zijn karrenvrachten aan hulpgelden heen gegaan en nog steeds zijn er zo weinig tekenen van hopen. Eerder nog zie je landen waar het een tijdje wat beter ging, opeens weer ver terugzakken. Kenia is in dit verkeerde rijtje een goed voorbeeld. Het was bezig aan een economische opmars, de alles verziekende corruptie leek eindelijk te worden aangepakt en dan duwen bloedige etnische onlusten het land zo maar weer terug richting af. En wie kan de ontwikkelingen in Zuid-Afrika met droge ogen aanzien? De hoop die er was, is de bodem ingeslagen en niemand weet of het ooit nog goed komt.

Het is misschien niet eerlijk om Afrika en Azië naast elkaar te zetten, laat staan tegen elkaar uit te spelen. Maar het valt niet te ontkennen dat Azië zich in gunstige zin onderscheidt. Niet overal en ook niet overal in dezelfde mate, maar de ontwikkelingen zijn veel bemoedigender dan in dat andere continent. Zeker, het was in Hongkong hier en daar een enorme bende. Maar in die chaos zit structuur en de dingen die goed geregeld moeten zijn, zijn dat ook. Ik kan er helemaal naast zitten, maar in mijn beleving is dat het verschil met Afrika. Bedenk daarbij dat Hongkong beschikt over een uiterst moderne diepzeehaven en een zo mogelijk nog modernere luchthaven. Kom daar eens om in Mombassa of Lagos.

De laatste tijd is er veel te doen over de westerse ontwikkelingshulp die zo weinig heeft uitgehaald en mogelijk zelfs averechts heeft gewerkt. Het is een wat academische discussie omdat we nooit zullen weten of Afrika er zonder die hulp misschien nog veel slechter aan toe zou zijn geweest. Maar de onderlinge verschillen geven wel te denken.

26 juni 2009 Jan van Klinken

Geen opmerkingen:

Volgers