16 juni 2009

”otegentak’ers”( Jan van Klinken 2)

Het vertekende beeld van ”otegentak’ers”

De oude man bij wie ik eens in Amsterdam op bezoek was, keek me op zeker moment doordringend aan en vroeg: „Dus jij bent een otegentak’er?” Otegentak’er? Nooit van gehoord. Hij gniffelde en zei: „Ongeschikt tot enig goed en neigingen tot alle kwaad.” De man bleek in gereformeerde kringen te zijn opgevoed maar hij vond het een deprimerende wereld vanwege dat ”otegentak”.

Als we godsdienstpsychologe Joke van Saane van de Vrije Universiteit moeten geloven, kan het kloppen dat de Amsterdammer gebukt ging onder de last van zijn religieuze opvoeding. Zij analyseerde de gegevens van de website waarop bezoekers hun C-factor kunnen laten vaststellen en constateerde dat ”rascalvinisten”, dat wil zeggen mensen met een score boven de zeventig, nogal tobberig zijn.

De factor C (van Calvijn) wordt op de website gemeten aan de hand van vragen die betrekking hebben op de wijze waarop iemand in het leven staat. Ben je plichtsgetrouw? Ga je eerlijk met anderen om? Sta je jezelf toe om van luxe te genieten? En hoe denk je over zonde en schuld? Hoe hoger je C-factor, hoe meer ”negatieve emoties”, ontdekte Van Saane. Strenge gelovigen voelen vaak schaamte, schuld, verlegenheid en wroeging. Ze kennen minder verwondering en ontroering.

Van Saane is niet de eerste wetenschapper die dit beweert. In de jaren tachtig publiceerde de Zeeuwse psychiater J. D. van Scheyen enkele artikelen waarin hij nog een stapje verder ging. De calvinistische leer zou zulke negatieve emoties veroorzaken dat depressiviteit het gevolg daarvan kan zijn. Aan de hand van cijfers meende hij te kunnen aantonen dat calvinisten, met name bevindelijk gereformeerden, vaker aan deze ziekte lijden dan andere mensen. Hij ging daarin zo ver dat hij de ”nadere reformatorische levenshouding” een risico voor de geestelijke volksgezondheid noemde!

Nu moet ik eerlijk zeggen dat ik wel eens kerkdiensten heb bijgewoond waarin de boodschap van het Evangelie onder zo veel mitsen en maren werd bedolven, dat ik het niet raar zou vinden als onder de kerkgangers een chronische neerslachtigheid zou heersen. Toch is dat niet zo. Ik verkeer mijn hele leven in bevindelijk gereformeerde kringen en heb familie, kennissen en vrienden van alle mogelijke richtingen maar ik kan niet zeggen dat het in de rechterflank somberheid troef is. Allerminst.

Dat de gereformeerde leer niet depressief maakt, wordt bevestigd door gedegen wetenschappelijk onderzoek. Psychiater Arie Jan de Lely van Eleos deed met drie collega’s een vergelijkende studie onder bevindelijk gereformeerden en niet-gelovigen. De uitkomsten, gepubliceerd in het Tijdschrift voor Psychiatrie, komen erop neer dat gereformeerden niet depressiever zijn dan niet-gelovigen. Wel zijn ze volgens de onderzoekers anders depressief. Ze klagen minder en gaan door met werken en leven. Ze uiten hun klachten meer ingehouden, minder heftig.

In een interview in Trouw van vorige week onthulde De Lely dat hij zelf een bevindelijk gereformeerde uit de ”zwartekousenkerk” is met een C-factor van 53. Dat is minder dan het gemiddelde. Anders gezegd: je hebt net als bij niet-gelovigen onder de bevindelijken vogels van diverse pluimage. De een is uiterst punctueel en neemt het leven bloedserieus, de ander kan relativeren en blijft onder alle omstandigheden optimistisch. De Lely vertelde er nog bij dat hij in de gereformeerde instelling (Eleos) waar hij werkt, „heel vrolijke collega’s” heeft.

Zelf kwam ik in mijn jeugd over de vloer bij een predikantengezin waar bijna altijd een opgewekte sfeer heerste. Vader was onmiskenbaar een man met humor. Ik weet nog dat hij het in een preek had over de gevallen engelen en per ongeluk zijn psalmboek van de kansel stootte. „Kijk, die valt ook al”, merkte hij droogjes op. Het ontglipte hem waarschijnlijk voordat hij er erg in had.

Indertijd werkte in het psychiatrisch ziekenhuis instelling Dennenoord in Zuidlaren de zenuwarts H. Prins, behorend tot de reformatorische gezindte, die naar aanleiding van de publicaties van Van Scheyen in deze krant uitlegde waar de beeldvorming over onze kring vandaan komt. Hij wees erop dat ieder mens zijn overgevoeligheden heeft. De een is druk in de weer met zijn geld, de ander met zijn gezondheid en een derde met zijn toekomst. Mensen die tobben over geld, ontwikkelen bij depressiviteit gemakkelijk een armoedewaan. Gezondheidsmaniakken zullen zich bij depressiviteit inbeelden dat ze ernstig ziek zijn. En mensen die altijd spoken in het bos, zitten snel in over hun toekomst. Als zich dat mengt met religie, heb je zomaar een godsdienstwaan. Mensen geloven dan bijvoorbeeld dat ze voor eeuwig verloren zijn en dat er geen hoop meer is. „Die waanideeën zijn slechts een onderdeel van het ziektebeeld en zeggen helemaal niets over de ziekte zelf”, aldus Prins. Het is dus niet andersom. Met andere woorden: je wordt niet depressief omdat je erg over geld inzit en je wordt het ook niet omdat je hypercalvinistisch bent. Depressiviteit is namelijk een ziekte, die zelfs een biologische oorzaak kan hebben. Als de stofwisseling in onze hersenen niet goed functioneert, kan dat ingrijpende gevolgen hebben. Onze hersenen maken een stofje aan dat grote invloed heeft op onze stemming. Bij sommige mensen wordt daarvan te weinig aangemaakt en zij moeten voor een correctie zorgen. Daar zijn pillen voor die we anti­depressiva noemen.

Het misverstand over de sombere refo’s wordt waarschijnlijk nog eens versterkt omdat wij mensen gemakkelijk gewenst gedrag vertonen. Volgens mij is dat wat Joke van Saane in de antwoorden heeft aangetroffen: respons conform het boekje. In dat geval is sprake van niet meer dan een oppervlakkige indruk. Het zou me niet verbazen want iemands inborst is nu eenmaal lastig te meten.

Dat geldt overigens niet alleen voor refo’s. Veel mensen zijn er sterk in om de van hen verwachte rol te spelen. Ik meen dat het prof. G. Wisse was die wel eens het verhaal vertelde van de cabaretier die een psychiater consulteerde. Hij leed aan neerslachtigheid. De arts meende een goed advies te hebben. „Je moet vanavond maar eens je zinnen verzetten. Er treedt hier in de buurt een cabaretier op.” Waarop de man zei: „Weet u wie die cabaretier is? Dat ben ik...”


Jan van Klinken 12 juni 2009

Geen opmerkingen:

Volgers