3 juli 2010

Frankrijk als griezelig voorbeeld

De column van Jan van deze week

03-07-2010 | Jan van Klinken

Het was eind jaren zeventig en we waren een weekje in Parijs. Vanuit ons hotel in een wat smoezelige buurt lieten we ons met de metro naar het centrum brengen. Bij de eerste de beste tussenstop mengde een groep jonge Algerijnen zich tussen de binnenkomende passagiers, sloot een van ons in, haalde het papiergeld uit zijn broekzak en verliet bij de volgende halte vliegensvlug de coupé.

Het was een shockerende ervaring, maar niet de enige. Die stad deugde volgens ons niet. Er was een allochtone uitbater die zonder met de ogen te knipperen een half weekloon wilde incasseren voor een paar biertjes en wat frisdrank. Er waren maaltijden die je je huisdier nog niet wilde voorzetten. En er waren overal –voor ons– bedreigende Algerijnen.

Het is er sindsdien niet gezelliger op geworden in de Franse hoofdstad. In de buitenwijken, de zogeheten banlieues, tikken levensgevaarlijke tijdbommen waarvan de afgelopen jaren al enkele lichte exemplaren tot ontploffing kwamen.

Frankrijk heeft domweg te laat willen toegeven dat het een gigantisch integratieprobleem heeft. Je kunt niet zomaar grote aantallen mensen met een andere cultuur en een laag opleidingsniveau binnen je grenzen toelaten. Als je niet oppast, ontstaat een kansloos bevolkingsdeel, een nieuwe sociale onderklasse die een samenleving totaal kan ontwrichten.

Daar komt nog bij dat deze onderklasse gevoelens van superioriteit ontleent aan de islam. Of dat aan de islam zelf ligt, is speculatief, maar feit is wel dat de combinatie ”kansloos” en ”moslim” een riskante cocktail oplevert. Bij de Fransen lijkt die zelfs als een splijtzwam te werken.

Iets van die tweedeling werd de afgelopen weken zichtbaar toen het Franse elftal moest aantreden op het wereldkampioenschap voetbal in Zuid-Afrika. Je hoeft niet iets met dit balspel te hebben om aan de commotie hier omheen betekenis toe te kennen. Het Franse team ging in de eerste ronde van het toernooi al meteen kansloos ten onder. Van de selectie die de Franse eer in Zuid-Afrika moest verdedigen, blijkt het gros afkomstig te zijn uit de eerdergenoemde banlieues, de Parijse variant van onze Vogelaarwijken, maar dan een keer of tien erger.

Die voetballers hebben niet zo veel met het land, wat zou verklaren dat het Franse team een wanprestatie leverde. Ook deden zich binnen de selectie bedenkelijke incidenten voor. Spelers die actief moslim zijn, lieten zich publiekelijk beledigend en vernederend uit over een speler die tot modale, autochtone kringen behoort. Zelfs in het veld zou hij bewust zijn genegeerd.

Zeker, het gaat maar om een potje voetbal met alle flauwekul die daarbij hoort. Maar zo’n team heeft een hoge symbolische waarde. Vrijwel de hele natie volgt de prestaties op de voet en eergevoelig als de Fransen zijn, luisteren de verrichtingen van ”Les Bleus” (de blauwen) heel nauw.

Al langer is in Frankrijk een discussie gaande of de nationale voetbalselectie het land nog wel vertegenwoordigt. Het aantal spelers met een allochtoon label is zo groot, dat de geslepen politicus Le Pen deze kwestie al eens op de agenda heeft gezet. Hem werd verweten dat hij uit was op politiek gewin. Dat zal vast kloppen, maar hij had wel een punt.

Intussen is het onderwerp uitgegroeid tot een nationale aangelegenheid. Zelfs de gerenommeerde filosoof Alain Finkielkraut heeft zich in het debat gemengd. Hij schreef dat het elftal „Frankrijk niet vertegenwoordigt, maar wel zijn weerspiegeling is”: die van een „verdeelde natie in onverbiddelijk verval.” Daar is, om zo te zeggen, geen woord Frans bij.

Hoewel we in eigen land ook een bijna onoplosbaar integratieprobleem kennen, mogen we ons gelukkig prijzen dat er van een dergelijke tweedeling geen sprake is. Toch wil dat niet zeggen dat we geen boodschap hebben aan de situatie in Frankrijk. We zijn er bovendien vroegtijdig voor gewaarschuwd. Al begin jaren negentig legde VVD-politicus Bolkestein de vinger bij het „doodknuffelen” van allochtonen. Hij voorspelde dat zachte beleidsmakers stinkende wonden zouden veroorzaken. Jammer genoeg haalde het signaal weinig uit. Zulke taal werd als vloeken in de kerk ervaren. Of hij niet snel zijn mond kon spoelen.

Zo verging het ook de wetenschapper Paul Scheffer, die in 2000 in zijn veelbesproken publicatie ”Het multiculturele drama” constateerde dat er een enorme groep allochtone kanslozen was ontstaan. Scheffers pennenvrucht bracht wel een schok teweeg, maar de tot dan toe gevoerde struisvogelpolitiek werd onverdroten voortgezet.

Is het dan raar dat we nu Marokkaanse jongeren op beelden van de Joodse Omroep zien schelden op rabbijn Van de Kamp en de Hitlergroet zien brengen? Of dat veel leraren op vmbo-scholen de Holocaust maar overslaan, omdat islamitische leerlingen dan in opstand komen en na schooltijd even met hun vaders een bezoekje komen brengen?

Het komt erop neer dat we een generatie alloch­tonen hebben laten opgroeien die niet heeft geleerd zindelijk te denken. In andere culturen is men daaraan wellicht gewend, maar hier geeft dat grote fricties. Wie de gevolgen wil weten, moet de komende jaren vooral op Frankrijk letten.

Geen opmerkingen:

Volgers