28 april 2011

9 Mei TEA PARTY Conservatief Café



We're taxed enough already!
Voor ons Nederlanders klinkt de klaagzang van de Amerikaanse Tea Party-beweging toch wat humeurig in de oren.
Maar als we in de eigen portemonnee kijken, krijgen we het gevoel alsof de overheid al ons geld opslokt. Waarom dragen wij zoveel uit? Hoe kan dat minder?

Prof.dr. Elbert Dijkgraaf kan deze vragen als geen ander beantwoorden. Hij is hoogleraar empirische economie van de publieke sector aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Daarnaast is hij lid van de Tweede Kamer voor de SGP. Bij Conservatief Café geeft hij zijn visie op een prudent en eerlijk belastingsysteem.

Aanmelden is verplicht, en gaat via: dit formulier

Entree is twaalf euro per persoon; daarvoor krijgt u koffie en twee gratis drankjes.

19 april 2011

(on) Opvallend

Jacobus Revius dichte het in alle schuldbesef zo wonderlijk in 1630.


T’en zijn de Joden niet, Heer Jesu, die u kruisten,
Noch die verraderlijk u togen voor ’t gericht,
Noch die versmadelijk u spogen in ’t gesicht,
Noch die u knevelden, en stieten u vol puisten,

(...)


Anno 2011 zijn er onder de orthodoxe christenen helaas nog steeds enkele mannetjes die bij deze zinnen een wat ander beeld hebben.

Daarom zingen ze uit volle borst in het koor van seculier Nederland mee om OOK de Joodse rituele slacht, de SJECHIETA, te willen verbieden.

Juist hierin maakt nu de SGP het verschil met de PVV! Kees en Elbert! Hou vast. Luister niet naar dit soort mannen.

Mij bereikte onderstaande mail.

Verdriet vervulde mijn hart.

Vanwaar zulk een bericht?

Omdat (op sommige punten) verouderde SGP beginselprogram te dienen?

T’en zijn de Joden niet, Heer Jesu, die u kruisten





Letterlijk citaat uit onderschepte mail richting SGP.

Mannen,

snappen jullie dat nog rond dat onverdoofd ritueel slachten???

De SGP is een theocratische partij (dus tegen alles wat niet christelijk is) en ziet ook grote gevaren van islamisering, wat dat ook moge zijn.
Je zou dus denken dat ze voor het verbieden van dat slachten zijn.
Mooie rem op de islamisering vna de samenleving en een goed getuigenis van de enige ware religie. Geen slachtoffers meer en geen ceremonieën.
En wat schetst mijn verbazing. Ze zijn tegen. Hoe valt dat nu te verklaren…
Ook al het theocratisch beginsel verlaten........???

hart. gr.

12 april 2011

Er bestaat ook Christelijk Conservatisme

Vorige week hield Prof. dr. ir. Schuurman (voorzitter van Christenuniefractie in de Eerste Kamer) de Groen van Prinstererlezing.
Vandaag reageren wij, als bestuur van het Christelijk Conservatief Beraad, met een artikel in het RD.

Bron: RD 12 april 2011

Wat prof. E. Schuurman (RD 7-4) zegt over het conservatisme klopt niet, stellen Hans Alderliesten, Eddy Bilder, Wilco Boender, Dirk-Jan Nijsink en Bart Jan Spruyt. Bovendien lijkt hij niet te beseffen dat er ook christelijke conservatieven zijn.

Scheidend ChristenUniesenator Egbert Schuurman gaf vorige week in de Groen van Prinstererlezing op bevlogen wijze uiting aan zijn visie op christelijke politiek. Volgens de oud-hoogleraar in de reformatorische wijsbegeerte behoort deze georiënteerd te zijn op „het grondmotief van schepping, zondeval, verlossing en de verwachting van het Koninkrijk van God.”

In zijn kritiek op de hedendaagse cultuur aanvaardt Schuurman de conservatieven als bondgenoten. Voor een deel tenminste. Want conservatieven leveren volgens hem half werk. Ze zouden alleen maar oog hebben voor de negatieve gevolgen van een optimistisch mensbeeld en een losbandig vrijheidsbegrip, niet voor „de cultuurmachten.” Met die machten bedoelt Schuurman sinds zijn publicaties over de huidige cultuur als een Babelcultuur (jaren tachtig) de wereld van wetenschap, techniek en economie.

Maar klopt het wel wat Schuurman over het conservatisme zegt, en is hij wel volledig? Het valt op dat Schuurman zichzelf tegenspreekt. Hij verwijt de conservatieven dat ze „de negatieve kanten van de secularisatie van de cultuur ontkennen.” Maar hij merkt ook op dat Kinneging wil terugkeren tot „de oude deugden van de Griekse wereld en de latere christelijke wereld.” Wanneer je van mening bent, zoals Kinneging en met hem alle conservatieven, dat het verval van de westerse beschaving is ingezet met het afscheid van het christelijk geloof, kun je natuurlijk niet tegelijkertijd van mening zijn dat de secularisatie geen negatieve gevolgen heeft gehad.

Schuurman vereenzelvigt het conservatisme met rechts neoliberalisme, en denkt daarom dat het geen weerwoord heeft op de machten van economie en techniek. Deze karikatuur is wijd verbreid, maar staat wat lelijk als die uit de pen van een hoogleraar komt van wie toch mag worden verwacht dat hij de literatuur bijhoudt over de onderwerpen waarover hij publiceert. Een jaar geleden is, bijvoorbeeld, een bundel met portretten van conservatieve denkers verschenen die niet alleen de diversiteit van het conservatisme duidelijk maakt, maar ook laat zien hoe er binnen deze politieke filosofie altijd veel aandacht is geweest voor de zorg voor natuur, milieu en schepping (Thierry Baudet en Michiel Visser, red., ”Conservatieve vooruitgang”, uitg. Bert Bakker).

Maar het vervelendst in het betoog van Schuurman is nog wel dat hij schijnt te denken dat conservatieve politiek per definitie niet christelijk is. Hij onderscheidt christelijke politiek, die verworteld is in het genoemde ”grondmotief”. Daarnaast heb je de conservatieven, die het voor de helft hebben begrepen. Dat die conservatieven er veel meer van hebben begrepen dan Schuurman wil erkennen, is nog tot daar aan toe; erger is dat Schuurman niet verdisconteert dat er ook conservatieven zijn die juist vanuit hun christelijk geloof tot conservatieve posities komen. Zij hebben zich verenigd in het Christelijk Conservatief Beraad, dat een jaarlijks congres en huiskamerkringen organiseert om het gedachtegoed bekend te maken en te verbreiden.

Christelijke conservatieven gaan ervan uit dat de democratische rechtsstaat en een vrijemarkteconomie zeer goed en belangrijk zijn, maar dat deze alleen goed functioneren wanneer zij gebaseerd zijn op een cultureel fundament van waarden en deugden. Mensen zijn de dragers van die waarden en deugden, en deze worden overgedragen in instituties als familie, gezin, vereniging, school en (vooral) de kerk. En dat morele fundament kan alleen in stand blijven wanneer die waarden en deugden geïnspireerd en gedragen worden door het christelijk geloof.

Christelijk conservatieven zien God als de hoogste Soeverein, aan Wie alles voorafgaat. Hij is het Die zegt: „Ik zal zijn, Die Ik zijn zal” (Ex. 3:14). En ook: „Hetzij dan dat gijlieden eet, hetzij dat gij drinkt, hetzij dat gij iets anders doet, doet het al ter ere Gods” (1 Kor. 10:31). Ons leven, ons politiek handelen, staat in dienst van die God, Die er was eer de bergen geboren waren.

Het christelijk conservatisme wil de oorzaken van het morele verval in de samenleving bestrijden. Een van die oorzaken is het hedonistische, postmoderne denken dat God dood heeft verklaard en de mens en zijn geneugten in het middelpunt stelt. Deze geestelijke verschraling is een oorzaak van het verdwijnend normbesef. De Engelse psychiater Theodore Dalrymple deed ooit de typerende uitspraak: „Er moet wel iets mis zijn met het hart van de mensen dat zij zich op zo’n ontaarde manier gedragen.”

Christelijke conservatieven streven niet in eerste instantie naar partijpolitieke macht maar naar invloed voor hun ideeën. Waarbij zij liever samenwerken met gelijkgestemden dan dat zij de hobby van het narcisme van het kleine verschil beoefenen, zoals onder christenen al te vaak gebruikelijk.

De auteurs vormen het bestuur van het Christelijk Conservatief Beraad.

Tolerantie voor geestverwanten ver weg groter dan voor hen dichtbij

Column van Jan van Klinken


04-04-2011

Wegen en te licht bevinden, meten en dan uitkomen op te kort en te smal, keuren en vervolgens afschrijven – je kunt wel eens het hoofd schudden over het veelvuldige gemillimeter onder ons. En kan het een paar procentpunten rechter in de leer, hup, dan wordt er weer iets nieuws opgericht. Het is niet altijd even opbeurend wat in eigen kring gebeurt.

Toch is het iedere keer weer bemoedigend om vast te stellen dat die weegschalen en meetlatten onaangeroerd blijven als eenmaal de Nederlandse grens is gepasseerd.

Ik doel nu even niet op de oecumenische diensten in Zwitserse, Italiaanse en Franse vakantieoorden, hoewel dat ook een opmerkelijk fenomeen blijft. Nee, ik heb het dan over mensen ver weg met wie we ons door het geloof verbonden weten, ook al passen ze van geen kanten in het korset dat voor de naaste buren is aangelegd. Het lijkt wel of er twee standaarden zijn: eentje voor soortgenoten in de Hollandse polders en eentje voor broeders en zusters in de rimboe.

Lang heb ik gedacht dat het kwam doordat de gezindte over de afwijkingen overzee onwetend werd gehouden. Een kwarteeuw geleden deed ik voor het eerst een zendingsveld in Afrika aan, waar ik me plotseling realiseerde dat de cultuur aldaar om een heel eigen benadering vroeg. Hoedjes in de kerk, anderhalf uur stil zitten, hele noten – vergeet het maar. Wat gek echter. Daar had ik eigenlijk nooit iets over gezien of gelezen in de onder ons bekende zendingsblaadjes.

Later, na de val van de Muur, bezocht ik Oost-Europa. In de huiskamer van de eerste de beste pastorie waar de reformatorische voedselpakketten moesten worden bezorgd, stond een knots van een televisie. Op een volgend adres troffen we een predikant aan met een voor onze begrippen toch wel erg lichtgetint pak aan. Vrouwen die tijdens de dienst voorgingen in gebed, zakelijke deals die op zondag werden afgehandeld, preken die we hier als kuyperiaans zouden betitelen – tsja, wat moet ik nog meer opsommen? Ook over dit soort zaken had ik tot die tijd verdacht weinig in de organen van Oost-Europaorganisaties aangetroffen.

Naderhand kwam daarin verandering. Ook op dit gebied deed de glasnost, de openheid, zijn intrede. Wie een klein beetje heeft opgelet, weet nu dat het er onder geloofsgenoten elders anders aan toegaat dan bij ons. Toch heeft dat niet geleid tot minder betrokkenheid. We accepteren dat kennelijk met een geestelijke lenigheid die op eigen bodem soms zo node wordt gemist.

Daarbij is er overigens sprake van wederkerigheid. De Schotten, die tv-bezit wat ruimer benaderen dan wij, vinden het onbestaanbaar dat gemeentezang wordt begeleid met zo’n verschrikkelijk orgel. En Russische baptisten waren diep geschokt toen ze tot de ontdekking kwamen dat wij bepaald niet vies zijn van alcoholische versnaperingen. Toch heeft dat ook van die kant niet geleid tot verwijdering.

Gelukkig maar, want we kunnen veel van elkaar leren.

Niet snel zal ik vergeten wat die predikant met dat veel te lichte pak in Wit-Rusland me vertelde toen ik vroeg wat de communistische overheersing voor hem persoonlijk had betekend. Hij bleek in totaal zes jaar in de gevangenis te hebben gezeten, omdat hij niet had kunnen nalaten de kinderen van zijn gemeente Bijbels onderwijs te geven. Drie jaar zat hij opgesloten op een paar kilometer van zijn huis en drie jaar in een afgelegen strafkamp.

Onwillekeurig moest ik toen wel even denken aan ons gemillimeter. Wij, die om ons geloof nog nooit een uurtje opgesloten hebben gezeten, zouden zo’n man over onze hoge schuttingen werpen omdat hij de toets niet kan doorstaan?

Dezer dagen las ik over christenen in het Midden-Oosten die het zo moeilijk hebben dat het eigenlijk geen doen meer is. Hoewel deze regio de bakermat van het christendom is, voelen christenen zich er tegenwoordig te onveilig. Nog even en ze komen er niet meer voor, rapporteert de rooms-katholieke organisatie Kerk in Nood.

Ik ken gemeenten van nabij waar iedere zondag voor geloofsgenoten in steeds weer een ander land wordt gebeden. Ook kunnen de organisaties die voor verdrukte christenen elders opkomen op de steun van velen rekenen. Verschijnselen die even hartverwarmend als opmerkelijk zijn.

Ook in dat verband heb ik wel eens gedacht dat er sprake is van onwetendheid. Zou iedereen wel beseffen wie die geloofsgenoten precies zijn? In ieder geval geen christenen van reformatorische signatuur met een pakket aan belijdenisgeschriften en formulieren van enigheid.

Toch valt niet meer vol te houden dat daar onbekendheid over is. Want wie bijvoorbeeld deze krant een beetje secuur leest, kan weten dat met christenen in het Midden-Oosten veelal geen klassieke protestanten worden bedoeld. Ondanks dat is ook hier de verbondenheid gebleven. Geen weegschalen en meetlatten, maar gebed en (financiële) steun.

En dat is verheugend want zij hebben dat alles hard nodig, zoals het rapport van Kerk in Nood duidelijk maakt. Meer dan ooit zelfs. Want de echte frontlinie loopt niet door de Hollandse klei en ook niet door de Veluwse zandgronden, maar daar waar de kandelaar ruw wordt uitgebannen.

Jan van Klinken

Volgers