12 december 2011

Gevers voor lastige keuze tussen goedkope ‘amateurs’ en dure professionals

En de column van vorige week van Jan van Klinken.
09-12-2012

Vandaag komt de ledenvergadering van het Rode Kruis bijeen om te besluiten over de toekomst van een drietal zorghotels. De organisatie wil die sluiten omdat er veel geld bij moet. De hotels zijn bedoeld voor minder draagkrachtigen. Zij kunnen daar op kosten van het Rode Kruis een vakantie doorbrengen. Daarbij zijn zo’n duizend vrijwilligers betrokken.

Over die sluiting is onrust in de achterban ontstaan. De tegenstanders van sluiting voeren aan dat de allerzwaksten in de samenleving de dupe zijn. Deelnemers aan de vakanties zijn bijvoorbeeld eenzame bejaarden en zwaar gehandicapten. De oppositie verwijt het bestuur van het Rode Kruis dat het liever goede sier maakt met projecten in het verre buitenland.

Het zou me niet verbazen als de critici het gelijk aan hun kant hebben. Dat Rode Kruis heb ik altijd al met enige argwaan gevolgd. Dat is begonnen vanaf mijn eerste nadere kennis­making. Er was een persconferentie belegd in het hoofdkantoor aan het Leeghwaterplein in Den Haag over de hulpverlening aan een gebied elders in de wereld dat door een aardbeving was getroffen. Het bezoek was nogal choquerend. Het Rode Kruis bleek gehuisvest te zijn in een zeer chic wit gebouw met tientallen oogverblindende spiegelruiten. Ook bij de inrichting was niet op een paar duiten gekeken. Overal duur notenhout en hoogpolig tapijt. Het leek wel een dependance van het Hiltonhotel. De stafleden die de media te woord stonden, droegen glimmende driedelige kostuums, en de airco zorgde voor een aangename temperatuur. Anno 2011 kijken we er misschien niet echt meer van op, maar voor die tijd –’t zal een jaar of vijftien geleden zijn– was het best wel bijzonder. Tijdens de persconferentie moest ik denken aan de arme stakkers overzee die de nacht als gevolg van de aardbeving niet in hun eigen huisje konden doorbrengen, maar die misschien wel in een primitieve lekkende tent op een matje lagen te bibberen. Zouden die heren in die strak gesneden maatkostuums zich niet ongemakkelijk voelen bij dat beeld? Later zag ik ook nog patserige bolides op de parkeerplaats staan. De directie van zo’n organisatie hoeft zich voor mij heus niet per brommobiel te verplaatsen, maar een BMW uit de 7-serie? Zou bij deze mensen nooit de gedachte opkomen dat er iets wringt? Hoe dan ook, de tegenstelling tussen hier en daar was wel erg groot.

Dat beeld is eigenlijk nooit meer verdwenen. Tegenwoordig maak ik deel uit van het bestuur van een organisatie die zo nu en dan een verzoek krijgt om te doneren voor noodhulp. We hebben zo’n 60.000 euro per jaar te verdelen, dus dat gaat best wel ergens over. Noodhulp verlenen is vaak heel lastig, maar je wilt dolgraag helpen. Overstromingen, aardbevingen, hongersnoden – ze veroorzaken per definitie een zee aan leed en ellende. Wie wil dan niet zijn gevoel volgen? Maar het aantal organisaties dat daarop kan inspelen, is beperkt. Steeds terugkerende namen zijn de VN en … het Rode Kruis. Twee instanties met veel spiegelruiten en dure pakken.

Een enkele keer is het ons gelukt noodhulp te verlenen via een kleinschalige club. Die had niet eens een kantoor, laat staan een parkeerplaats voor groot uitgevallen voertuigen. Dat voelde goed, moet ik zeggen.

Ook bij andersoortige hulp speelt het dilemma. Veel gevers zullen het herkennen. Geef je je goede geld aan een organisatie die op kleine schaal bezig is, er geen wanstaltige kantoorpanden op na houdt, werkt met erg bevlogen mensen, bijna geen kosten maakt, maar misschien toch niet professioneel genoeg is om onder lastige omstandig­heden werkelijke verbeteringen tot stand te brengen? Of is het toch beter om een gevestigde organisatie te steunen die over gekwalificeerd personeel beschikt, de ontwikkelingen goed bijhoudt, veel ervaring heeft en de weg weet? Het lijkt een veilige optie, maar je betaalt dan wel mee aan talrijke kostenposten, het vaak torenhoge salaris van de staf en aan noodzakelijke, maar misschien ook wel eens minder nood­zakelijke buitenlandse reizen.

Lastig. De laatste jaren steunen we enkele organisaties die de twee uitersten combineren. Ze werken professioneel, maar maken nauwelijks kosten. Reizen doen de bestuursleden voor eigen rekening of met behulp van airmiles van bedrijven. Zo kan het ook.

Een ander dilemma is welk soort projecten de voorkeur heeft. De oppositie bij het Rode Kruis maakt er zeer terecht gewag van. Ze verwijt het bestuur dat het liever goede sier maakt met projecten in het verre buitenland.

Ik weet niet of die beschuldiging steekhoudend is, maar het gaat wel om een herkenbaar verwijt. “Sexy projects” is een gevleugeld begrip. Het komt erop neer dat beelden van kinderen met hongerbuikjes en tranen in de ogen het beter doen dan plaatjes van ambtenaren in school­banken.

Maar misschien zijn die honger en die tranen wel het gevolg van vergaande corruptie en moet die eerst worden aangepakt door overheids­personeel te trainen in integriteit. Prima plan 
in zo’n geval, dat scholen van ambtenaren, 
maar ga voor zo’n project maar eens met de pet rond.

Overeenkomsten in acceptatie werkende vrouw en homo’s

Onderstaande column zet me toch aan het denken. U ook?


Jan van Klinken 28-11-2011

Op de werkende vrouw rustte in protestantse kringen heel lang een taboe. De rollen waren in dit segment altijd keurig verdeeld. Mannen verdienden de kost, vrouwen zorgden voor de kinderen en het huishouden. Als u wat ouder bent, vertel ik u geen nieuws, maar de opgroeiende generatie kan zich die situatie waarschijnlijk nauwelijks meer voorstellen. In vijftig jaar tijd is alles anders geworden. Eerst sneuvelde het taboe in de wat minder orthodoxe groeperingen, de laatste vijftien jaar zijn ook in reformatorische kring de wissels omgegaan.

De klassieke rolverdeling van de kostwinnende man en de zorgende moeder werd doorgaans verdedigd met een beroep op de Bijbel. Zo had God dat gewild. En niet uit willekeur. Het was gewoon voor iedereen het beste. Een man die voor de kinderen zorgt en het huishouden bestiert, dat ging ’m niet worden. Daar kwamen alleen maar ongelukken van.

Op een enkele oprisping vanuit de achterhoede na hoor je dit soort geluiden niet meer. De werkende moeder is onder ons een vertrouwd verschijnsel geworden. Daar moet overigens wel een nuance bij worden aangebracht. Van een fulltimebaan is vaak geen sprake. Maar het globale beeld laat toch een enorme verschuiving zien.
Een en ander wordt wel geduid als een gevolg van de feministische revolutie, maar dat kan niet de enige verklaring zijn. De opmars van werkende refomoeders moet ook worden toegeschreven aan interne ontwikkelingen. Scholen die zaten te springen om personeel waren maar wat blij als een moeder uit eigen kring kon regelen dat ze beschikbaar was. En neem de vrouw die na een lange studie huisarts kan worden. Die hangt haar stethoscoop niet zomaar aan de wilgen vanwege het moederschap. Dan heb ik het nog niet eens over de toestand op de huizenmarkt. Zelfs voor een simpele starterswoning is één inkomen meestal niet toereikend.

Of dat tot de voorspelde ongelukken leidt, is moeilijk te overzien maar volgens mij valt het mee. Ook mannen blijken prima voor kinderen te kunnen zorgen en een lekker potje te kunnen koken, van oppasoma’s worden de koters zeker niet ongelukkig en dankzij wat extra inkomen kan er in een fatsoenlijke buurt worden gewoond, wat ook wat waard is.

Dat het op debatniveau tamelijk stil is geworden, zal wel een beetje te maken hebben met de privésituaties van opinieleiders in de gezindte. Je kunt wel allerlei stevige opvattingen huldigen, maar het wordt lastig ze in de groep te gooien als je eigen zus directeur is van een instelling, je dochter-met-kinderen gynaecoloog is en je vrouw als oppasoma dienstdoet. Het voorbeeld is bedacht maar niet onrealistisch.

En dat beroep op de Bijbel? Volgens mij heerst het brede gevoel dat dat niet helemaal terecht was. Ik moet dan denken aan een SGP-avond waarop een gerenommeerd spreker het zou hebben over vrouwenemancipatie. Dat werd van dik hout zaagt men planken, zullen de meeste bezoekers hebben gedacht. Het pakte anders uit. De spreker begon met de werkende vrouw op het platteland. Dat was van oudsher een bekend verschijnsel en het was aan de komst van de machines te danken dat het vrijwel was verdwenen. Niet dankzij een hernieuwde visie op Bijbelse noties. Naderhand bladerde ik nog eens door wat oude prentenboeken en wat je vaak ziet, zijn inderdaad moeders die zich op de akkers in het zweet werken. De kinderen vermaken zich ergens in een hoekje. Tsja….

Wat ik me de laatste tijd afvraag, is of het ook zo zal gaan met de kwestie van de homoseksualiteit. Net als in de tijd van het debat over de vrouwenemancipatie wordt er een enorme druk op de reformatorische gezindte uitgeoefend om de ingenomen posities op te geven. Toch zal juist die druk weinig effect hebben. Eerder is er een tegengestelde beweging waar te nemen. De actie van de RMU om de belangen van weigerambtenaren te bundelen, is er een goed voorbeeld van. Hoe heftiger de aanvallen, hoe sterker de neiging om de gelederen te sluiten.
Nee, van die kant zal de verschuiving niet komen. Ook hier spelen, als ik het goed zie, interne factoren de belangrijkste rol. Op grond van uitgebreid onderzoek is bekend dat een op de twintig tot dertig mannen en vrouwen homo is. Dat is een gegeven dat niet valt weg te poetsen. Het betekent dat er nog heel veel mensen uit de kast moeten komen, ook en zeker in reformatorische kringen. Naarmate het taboe op homoseksualiteit verder wordt geslecht, gaat dat ook gebeuren. Dat is bijna een wetmatigheid. Er zullen dus in de gezindte steeds meer gezinnen en families mee te maken krijgen. Dat heeft grote gevolgen. Homo’s zijn dan niet langer fanatici van het COC of naaktlopers van de Gay Parade, maar ze zijn dichtbij en behoren tot je geliefden. Meestal hebben zij een dramatische tijd achter de rug want uit de kast komen doet iemand niet dan na een ingrijpend proces. Zoiets doet wat met je als vader, moeder, opa, oma, broer of zus. Vaak wordt alles dan anders, ook als er sprake is van relaties.

Al blijft het profetie van de koude grond, het is volgens mij in een notendop wel de situatie die ons te wachten staat.

Belachelijk dat ‘dom blondje’ Mariska Orbán-De Haas bidt

Op 25 oktober jl. vond de boekpresentatie van "Blond, Brutaal en Bidden" van Mariska de Haas (Hoofdredacteur Katholiek Nieuwsblad) plaats op het Conservatief Café plaats.

Onderstaande column van Jan van Klinken d.d. 7-11-2011 blikt terug op deze presentatie en alle ophef voor de presentatie van dit boek in de media.


Op deze plaats ging het vorige week zaterdag over de trieste verdeeldheid binnen het rechtzinnig protestantisme. Aan de achterkant van de pagina waren uitbundige advertenties te vinden naar aanleiding van de opening van een nieuw hersteld hervormd kerkgebouw. In hetzelfde katern trok oud-hoofdredacteur dr. C. S. L. Janse van leer tegen de dwalingen van de Rooms-Katholieke Kerk, een dag eerder had de hoofdredacteur van het Katholiek Nieuwsblad, Mariska Orbán-de Haas, in deze krant mogen uitleggen waarom ze zich zo goed thuis voelt in de moederkerk. Moet kunnen, denk ik dan maar. In het beste geval komt uit de botsing der meningen ook nog de waarheid voort.

Om me tot het interview met Mariska Orbán te beperken: zij heeft knap gescoord met haar boek ”Blond, brutaal en bidden”. Op de dag dat het uitkwam, kon meteen de tweede druk worden aangekondigd. Het gaat als de bekende warme broodjes over de seculiere (wereldse) toonbanken. Wat het laatste betreft: uitgever is Bert Bakker, die niet bepaald bekendstaat om zijn religieus fonds. Nog zoiets. Het boek werd vorige week gepresenteerd in het Conservatief Café in Gouda in een gezelschap dat overwegend uit protestanten bestond. Uiteraard was er ook een verkooptafel met het nieuwe boek. Die werd gerund door de bekende boekhandel Smits, ook al een onderneming die niet kan bogen op warme betrekkingen met het Vaticaan en derzelver vertegenwoordigers in de Lage Landen.
Als recensent tijdens de boekpresentatie in Gouda trad EO-coryfee Andries Knevel op, die vertelde dat hij die morgen een bezoek had gebracht aan zijn goede vriend oud-kardinaal Simonis. Kortom, de tijden zijn niet meer zo overzichtelijk als ze ooit waren. Uitgever Bakker zal het vooral om het gewin te doen zijn, van boekhandel Smits weet ik het niet maar van de mensen van het Conservatief Café en van Andries Knevel mogen we gevoeglijk aannemen dat zij vinden dat de fronten zijn verschoven. Vaak bevinden zij zich in dezelfde linie als Orbán.

Zelf heb ik dat gevoel ook en wie het relaas van de schrijfster tot zich neemt, zal op z’n minst veel herkennen. Tijdens de presentatie in het Conservatief Café vertelde ze hoe ze als beginnend journalist in een antireligieus keurslijf was geperst. De gevestigde orde in seculier krantenland stond niet toe dat er sympathiek werd geschreven over geestelijke leiders. Die behoorden belachelijk te worden gemaakt. Andere smaken kende het wereldje niet.

Hoe guur het klimaat voor christenen kan zijn, werd nog eens geïllustreerd tijdens het programma Pauw & Witteman van vorige week maandag. De schrijfster was uitgenodigd om over haar nieuwe boek te vertellen maar had de pech dat aan dezelfde tafel buiten de presentatoren nog enkele zeer gehaaide journalisten waren aangeschoven. Het was het bekende refrein. Hoe kon iemand die bij zijn (in dit geval: haar) volle verstand was, zich voegen bij zo’n achterlijke club als de Rooms-Katholieke Kerk? Dom blondje bidt, om het zo te zeggen.

Mariska Orbán is zelf ook niet op haar mondje gevallen en pareerde de heren af en toe met een gezonde dosis zelfspot en humor, maar ze kwam toch bepaald niet ongeschonden uit de strijd. Dat had ze overigens wel een tikje aan zichzelf te wijten. Over het misbruik van kinderen binnen haar kerk zei Orbán dat zij daar part noch deel aan had en zich niet aangesproken voelde. Dat kan natuurlijk niet. Wie hoofdredacteur is van een toonaangevend rooms-katholiek blad kan niet zeggen aan het misbruik geen boodschap te hebben. Ze zou de prominente rooms-katholieke geestelijke Antoine Bodar als voorbeeld kunnen nemen. Die benadrukt tijdens mediaoptredens consequent dat hij zich de oren van het hoofd schaamt en dat de daders wat hem betreft allemaal mogen hangen.

Dat gezegd hebbend, blijft staan dat er toch heel onaangenaam en vervelend werd gedaan, daar aan de tafel bij Pauw & Witteman. Haar opponenten bewezen daarmee het gelijk van de schrijfster. Wie bij de jongens van de gelikte pot wil horen, moet lacherig en cynisch doen als het orthodoxe christendom als normaal wordt voorgesteld.

Toch ga ik ook hier weer niet helemaal met haar mee. Orbán heeft zo’n twintig interviews over haar boek gegeven. Ik heb er diverse gelezen en hoewel het beeld wisselend is, moet ik zeggen dat het eindresultaat me niet tegenvalt. Zelfs het interview met de Volkskrant alias de azijnbode is buitengewoon welwillend van toon. Ik wil niet te vroeg juichen, maar misschien hebben we de ergste periode gehad. Je ziet het vaker tegenwoordig, die groeiende welwillendheid. Begin deze week was ik bij een hostingbedrijf. Het hield een klantendag. De directeur had op zijn werkkamer een gedicht hangen waarin een getuigenis werd afgelegd. Op zijn bureau lag een Bijbel en in de brochure stond dat het bedrijf behalve twee eigenaars ook een „Stille Vennoot” heeft. Het was niet in de tale Kanaäns opgeschreven, maar er werd anderzijds wel melding gemaakt van een ”drievoudig snoer”. Geen klant die het raar vond of er aanstoot aan nam. En dat in hartje Brabant waar ze God massaal zijn kwijtgeraakt. Kleine tekenen van hoop, zullen we het maar noemen.

2 november 2011

Christelijk Conservatief Congres 19-11

Derde bijeenkomst Christelijk Conservatief Beraad


Op zaterdag 19 november 2011 belegt het Christelijk Conservatief Beraad zijn derde bijeenkomst, in de voormalige synagoge in het centrum van Gouda, met Gerrit Holdijk als hoofdspreker en een sessie over onderwijs als vorming.

Hij is misschien wel de meest invloedrijke politicus van Nederland, mr. Gerrit Holdijk van de SGP. Zijn stem bepaalt immers of voorstellen van dit minderheidskabinet door de Eerste Kamer komen en uiteindelijk dus kracht van wet krijgen. Maar wie is hij eigenlijk, deze bedaarde, erudiete en eigenzinnige pijproker uit Uddel, die al enkele decennia op en rond het Binnenhof rondloopt zonder dat veel mensen hem hebben leren kennen? En hoe denkt hij precies, wat zijn zijn opvattingen en waardoor wordt hij geïnspireerd?


Het Christelijk Conservatief Beraad is er trots op dat Gerrit Holdijk op DV zaterdag 19 november a.s. de hoofdspreker op onze derde bijeenkomst wil zijn en zijn visie op politiek, recht en samenleving zal ontvouwen. Holdijk, die recent heeft gezegd dat hij zich het meest thuis voelt in de wereld van het christelijk conservatisme, zal spreken over het conservatisme, en daarbij vooral ingaan op de relatie tot het cultuurrecht.

Na de hoofdlezing van Holdijk is er een sessie over een onderwerp dat voor conservatieven van het grootste belang is.
Conservatisme gaat over het culturele en morele fundament van de samenleving. Dat fundament bestaat uit waarden en deugden, die mensen door opvoeding en onderwijs worden bijgebracht. Onderwijs is dus niet zozeer het bijbrengen van kennis en vaardigheden, maar vorming. Maar wat bedoelen we nu precies wanneer we dat zeggen? Waarin bestaat die vorming, en hoe geef je daar gestalte aan in de onderwijspraktijk van alledag?

Drie sprekers, mensen van de theorie en van de praktijk, zullen dit onderwerp behandelen: Ewald MacKay (Driestar), Henk Dijkgraaf (Universiteit Twente) en Richard Toes (Wartburg College).
Hierna vindt er een debat plaats o.l.v. CCB bestuurslid Bart Jan Spruyt

We nodigen iedereen van harte uit deze gevarieerde bijeenkomst met ons mee te maken.


Wanneer? Zaterdag 19 november 2011, ’s morgens vanaf 10.00 uur tot ca. 15.00 uur
Waar? Gouda, Turfmarkt 23-25 (voormalige synagoge)
Entreeprijs: € 10,00 inclusief lunch.
Aanmelden: christelijkconservatief@gmail.com


Meer over de sprekers:

Mr. Gerrit HoldijkGerrit Holdijk (1944) is sinds 11 juni 1991 lid van de SGP-fractie in de Eerste Kamer. Hij was daarvoor Eerste Kamerlid in 1986-1987. Sinds 8 juni 1995 is hij fractievoorzitter.

Dr. Henk Dijkgraaf Docent Engels. Studeerde Engelse Taal- en Letterkunde aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Promoveerde op een studie over een zeventiende-eeuwse Engelse Jezuïetenbibliotheek. Publiceert in kranten en tijdschriften over pedagogische kwesties.
Dr. Ewald McKay Is docent cultuurgeschiedenis en filosofie aan de pabo en docent geschiedbeschouwing aan de lerarenopleiding voor voortgezet onderwijs en lid van het lectoraat ‘Onderwijs en identiteit’ van Driestar Educatief. Hij schreef o.a. het boek ‘Meesterschap in spiegelbeeld. Beschouwingen over persoonlijke vorming binnen het cultuuronderwijs’ (2007).

Drs. Richard Toes Directeur van het Wartburgcollege, locatie Guido de Brès in Rotterdam.

"Wie zou niet wenen Majesteit?" (Jan van Klinken)

Bij labyrint aan rechtzinnigheid blijft Beatrix voorlopig vrijzinnig
31-10-2011 10:36 | Jan van Klinken

Onverwachts volgt er toch nog een oranjekleurige nabrander, ondanks de aankondiging in de vorige aflevering dat we het even niet meer over het koningshuis zouden hebben. Dat komt door een telefoontje van de koningin zelf. Dat gebeurt niet ieder dag. Ze wilde reageren op alle publiciteit rondom haar geloof. Haar was vrijzinnigheid verweten.

Dat laatste kan niet worden ontkend. Zowel ds. J. J. van Eckeveld van de Gereformeerde Gemeenten als de SGP’ers De Bruyne en Van der Vlies waren in interviews helder in hun oordeel.
Ook het staatkundig gereformeerde oud-Statenlid Bisschop liet tijdens een debat op de Wegwijsbeurs weten dat Beatrix wat hem betreft wel een paar meter in de rechtzinnige richting mag opschuiven. Ex-wethouder Van der Schans (eveneens SGP) uit Bodegraven, tegenspeler van Bisschop in genoemd debat, stelde daar weliswaar tegenover dat hij niet graag de „geloofsnieren” van de koningin wilde proeven, maar anderzijds stelde hij toch ook klip-en-klaar dat de koningin „geen refo” is.

Dat had de majesteit geraakt, liet ze weten. Een volksdeel dat zich zo nauw verbonden weet aan het Oranjehuis en dan zo veel afstand neemt, dat wilde ze niet zomaar laten passeren. Vandaar dat ze voorstelde om zich eens nader te oriënteren op een ruk naar rechtzinnigheid. Ze vroeg welke smaken er zo al voorhanden waren en of ik haar daarin wilde adviseren.

U begrijpt, wie zou de majesteit zoiets durven weigeren? Ik vertelde haar dat er misschien wel tien keuzemogelijkheden waren en dat ik eens een rondje zou doen. In gedachten begon ik bij mijn ex-collega Piet Vergunst van de Gereformeerde Bond, om te eindigen bij Arie Klein van de Oud Gereformeerde Gemeenten, eveneens een oud-collega.

Ik stelde me voor dat ze allen uiteen zouden zetten waarom de koningin een voortreffelijke keuze zou doen om voortaan op zondag bij een van hun aangesloten gemeenten aan te schuiven. Haarfijn konden ze aangeven waarom de keuze voor hun genootschap toch net iets of zelfs heel veel beter is dan die voor de naaste buren.

Ik had ook niet anders verwacht. Wie een eigen kerkgenootschap in de lucht houdt, doet dat niet omdat hij vindt dat je net zo goed bij de concurrentie kunt kerken. Op dat punt kun je wat mij betreft niet duidelijk genoeg zijn.

Zelf kom ik uit de rechterflank van de gezindte en in het landelijke kerkblad dat bij ons thuis circuleerde, werden de aanpalende kerken altijd duchtig de oren gewassen. Ik vond dat altijd logisch. Als het één pot nat is, moet je bij elkaar in één gebouw gaan zitten. Zo niet, dan moet je kunnen aangeven waarom je op jezelf staat. Een andere oplossing is er niet.

Immers, en nu word ik even heel erg serieus, onze grote Voorganger gebiedt dat we allen één zijn en dan heb je volgens mij een heel erg goed verhaal nodig om daarvan af te wijken.

Kortom, ik belde Hare Majesteit met de boodschap dat ik zo een adresje of tien kon aanreiken waar ze binnen een straal van 25 kilometer terechtkon. Zo ver is Huis ten Bosch niet van Katwijk en daar hebben ze keuze genoeg. Maar daarmee nam ze geen genoegen. Ze wilde weten waar ze dan het beste uit was. Het lag op mijn lippen om te zeggen dat dat niet zo veel uitmaakte want dat het altijd rechtzinniger was dan de diensten in de Kloosterkerk die ze af en toe bezoekt, maar ik voorzag al haar tegenvraag. Als het er niet zo veel toe deed, waarom trokken al die rechtzinnige kerkgenootschappen dan gescheiden op? Dus zei ik: „Het spijt me, majesteit, maar het is een beetje ingewikkeld geworden. In de eerste plaats zijn er duizend-en-een liggingsverschillen. Bij het ene genootschap is de toegang tot het Koninkrijk ruimer dan bij het andere. Er zijn denominaties waar het Koninkrijk slechts voor een enkeling is weggelegd, bij andere komt het gros van de kerkgangers goed terecht. Daartussen zit nog een hele waaier. En verder leggen uiterlijke zaken veel gewicht in de schaal. Bij groep A zijn lange broek en legging beide taboe, bij groep B doen ze daar helemaal niet moeilijk over.

Om het nog ingewikkelder te maken, spelen sentimenten een belangrijke rol. Mensen voelen zich natuurlijk erg prettig in de sfeer waarin ze zijn opgegroeid. Dat heeft weer te maken met nestgeur en een gevoel van veiligheid. Ook predikanten die van grote invloed zijn op iemands geestelijk leven, doen er soms heel veel toe.”

Het was, zoals u begrijpt, een lang verhaal. Het had nog langer gekund, maar allerlei binnen- en buitenverbanden heb ik maar onbesproken gelaten.

Niet helemaal eerlijk, dat geef ik toe, maar ga ons staatshoofd eens uitleggen dat er ook nog allerlei afsplitsingen van afsplitsingen zijn en dat we tegenwoordig zelfs refobaptisten kennen. Om over het labyrint aan vrije groepen, thuislezers en huisgemeenten maar te zwijgen.

De majesteit hoorde mijn relaas zwijgend aan. Aan het eind zei ze: „Wat vindt u daar nu van?”

„Wie zou niet wenen, majesteit?” was mijn reactie.

Daarop zei ze: „Dan denk ik dat ik nog maar een poosje vrijzinnig blijf.”

Doorgaans sta ik niet zo gauw met de mond vol tanden, maar toen wel.

Hoe laatste beetje reserves tegenover koningshuis verdwenen (Jan van Klinken)

Column Jan van Klinken 24-10-2011

Nu ik zomaar enkele Oranjetitels op mijn naam heb staan, heeft bij sommigen de gedachte postgevat dat ik van jongs af aan wel een heel trouwe aanhanger van het koningshuis zal zijn geweest. 
Dat is een misverstand dat ik 
ter afsluiting van de vorige 
twee afleveringen graag uit de weg wil ruimen, vooral omdat er een bijzonder verhaal aan verbonden is.

Het is met mijn Oranjeverleden eigenlijk best wel droevig gesteld. Behalve dat ik nooit her­denkingsbekers en theelepeltjes heb verzameld, heb ik zelfs enige tijd een lichte aversie tegen het koningshuis gehad. Dat kwam zo. Tijdens mijn lagereschooltijd zou koningin Juliana bij ons in de buurt op bezoek komen om de Zeelandbrug te openen. Dat een hoogwaardigheidsbekleder die in onze beleving van een andere planeet kwam, zomaar bereid was bevonden om af te dalen naar de verre periferie, veroorzaakte grote opwinding.

Met een bus werden we naar het naburige Zierikzee gebracht en ergens achter dranghekken geparkeerd. Het was midden in de winter en we stonden er urenlang te blauwbekken. Eindelijk was het dan zover. De koningin kwam eraan. We zongen uit volle borst en keken reikhalzend naar de plaats waar de sprookjesfee zou verschijnen. Maar wie we ook zagen, geen koningin. Hooguit zagen we ergens in de verte wat gedaantes uit een bus stappen, maar of daar werkelijk de koningin bij geweest is, kan ik u uit eigen waarneming niet garanderen. Zwaar teleurgesteld keerde ik huiswaarts. Dat hele koningshuis kon me gestolen worden.

Het zou nog erger worden. Nadat ik in 1978 bij deze krant in dienst was getreden, moest ik uitrukken naar Den Haag om verslag te doen van Prinsjesdag. Ik meende een strategisch punt uitgekozen te hebben om zo veel mogelijk van de gouden koets en zijn inzittenden te kunnen genieten. Maar op het moment suprême drong zich een uitgelaten menigte op die mij het zicht op al dat moois geheel ontnam. Alweer mis.

In diezelfde tijd viel mij de eer te beurt samen met een collega de inhuldiging van Beatrix als koningin te verslaan. We waren echter geen getuige van een groots festijn, maar van rellen die hun weerga niet kenden. Natuurlijk konden de Oranjes hier helemaal niets aan doen, maar vanwege al die teleurstellingen schoot het niet echt op met mijn betrekkingen tot het koningshuis. Het leek me beter er maar een eindje vandaan te blijven.

Het was koningin Beatrix zelf die hierin ver­andering bracht. Het was 1993 en Limburg werd door Maaswater geteisterd. Ik was de hele nacht in touw geweest en met mijn laarzen waadde ik door de hoofdstraat van het dorpje Meers, want de koningin zou hier op bezoek komen. Ik liep een willekeurig gekozen woning binnen waar de bewoners druk bezig waren te redden wat er te redden viel. Het water stond er tot aan de enkels en mijn laarzen waren inmiddels volgelopen. Ik had deze morgen alle geluk van de wereld, want wie stopte er voor de deur van dit huis? Zowaar, de koningin. Ze knoopte een gesprek aan met de bewoners terwijl vertegenwoordigers van de media hun werk deden. Hierna werd het journaille met een legertruck afgevoerd.

Maar de koningin bleef en ik ook, omdat ik werd aangezien voor een bewoner. Aan het eind van het gesprek schudde de vorstin iedereen de hand en wenste hun veel sterkte. Ook mij viel dat ten deel. Ik liet het me maar overkomen. Ten­slotte kon ook ik na die loodzware nacht en met die volgelopen laarzen best wat sterkte gebruiken. Maar u begrijpt, de kiem voor mijn Oranjeliefde was dan toch gelegd.

Nu ik dit opschrijf, realiseer ik me dat er eigenlijk al eerder iets moois tussen mij en het vorstenhuis was ontstaan. Tijdens de ingebruikneming van de Oosterscheldekering in 1986 ging de koningin op de foto met tal van gekroonde hoofden en presidenten uit allerlei Europese landen.
Als gevolg van een leemte in het protocol bleek ik ontsnapt te zijn aan het spiedende oog van de Rijksvoorlichtingsdienst. Plotseling kon ik zomaar aanschuiven bij al die hooggeplaatsten. In gedachten zag ik al die bureauredacties al voor me terwijl ze zich gepijnigd afvroegen wie die bobo op de achterste rij mocht zijn. Ik heb me toch maar afzijdig gehouden, maar dat ik de kans had om samen met Hare Majesteit en haar gasten op de gevoelige plaat te worden vastgelegd, bezorgde me een speciaal gevoel. U ziet, ik word steeds warmer.

En toen… toen kreeg ik de gelegenheid mensen uit een groepering te interviewen die zich vanaf oude tijden zeer nauw verbonden weten met het roemruchte Oranjehuis. Zij vertelden me over een koningin die met grenzeloze toewijding en een vergaande perfectie haar werk doet. Ook raakte ik onder de indruk van de zwaarte van haar ambt, in die zin dat het haar helemaal bleek op te slokken. Dat had ik me eerder niet zo gerealiseerd.

Kortom, het laatste beetje reserve bij het koningshuis moest sneven. Ik zou een slechte journalist zijn als ik niet kritisch zou blijven, maar het zal duidelijk zijn dat er heel wat met me is gebeurd. Zo ziet u, nog voor die boeken verschenen, hadden ze hun uitwerking al gehad.


Let op:Van deze columnist Jan van Klinken verschenen recent twee boeken over onze Vorstin.
U kunt deze boeken HIER bekijken/bestellen.

Van koningin Beatrix weten we veel, behalve hoe ze over geloof denkt

Column Jan van Klinken 17-10-2011

Verslaggever Ivo van der Linden gaat voor het tv-programma Dwarsdoorsnee op pad om de beroemde pianiste Riki Maserati te interviewen. De bedoeling is dat hij haar het hemd van het lijf zal vragen. Een diepte-interview, heet dat in vaktaal. Zo’n klus kun je wel aan Ivo overlaten. Hij is het als tv-interviewer gewend om met de upper ten van hart tot hart te spreken.

In vrij ruime kring is bekend dat Riki een bijzondere band heeft met haar tien jaar geleden overleden moeder. In gedachten praat ze nog iedere dag met haar. Ze is haar drijfveer, haar grote inspiratiebron. Op haar website zegt ze er ontroerende dingen over.

Als Van der Linden het interview heeft gemonteerd en het gesprek de ether in gaat, blijkt dat hij een schitterend portret van de pianiste heeft gemaakt maar dat de moeder van de geïnterviewde ontbreekt. Op geen enkele manier komt ze ter sprake. Tv-recensenten noemen het een raadsel. Hoe is het mogelijk dat dit onderdeel ontbreekt? Zo kan er toch geen compleet profiel ontstaan? Sommigen suggereren dat Van der Linden slecht met de moeder overweg kon en vond dat iedereen haar moest negeren. Toch mag zo’n persoonlijk gevoel geen rol spelen bij het maken van een portret, zo luidt het algemene oordeel. De interviewer is er ten dienste van de geïnterviewde. Zijn voorkeuren en afkeren mogen geen doorslaggevende rol spelen. Conclusie van de recensenten: een gemiste kans, een betreurenswaardige tekortkoming.

Zo ben ik weer terug bij Hella Haasse, van wie we in de vorige aflevering zagen dat ze niet van een goddelijke instantie wilde weten. „Wat van nu af aan moet gelden voor ons is gelovig te zijn zonder God”, zo verklaarde ze eens. Uitgerekend zij mocht koningin Beatrix interviewen. Het was het eerste grote interview dat Beatrix zich als vorstin liet afnemen. Dat gebeurde in 1988 ter gelegenheid van de 50e verjaardag van de majesteit.

Haasse moet toen voor een dilemma hebben gestaan. Het kan niet anders of bij de voorbereiding moet zij hebben vastgesteld dat de koningin een diepgelovige vrouw is.

Doordat ik de afgelopen periode een tweetal boeken over Beatrix redigeerde, kwam ik dat zelf ook tegen. Een van de boeken die ik samenstelde, bevat de weergave van de vier grote tv-interviews die de koningin sinds haar aantreden in 1980 heeft gegeven en dan thematisch opgedeeld. Ik ga op dat boek nu verder niet al te diep in want dit is geen reclamepraatje, maar ik kan u wel aanraden het te kopen. Mocht u evenwel besluiten dat niet te doen, wat ik uiteraard zeer betreur, dan mist u onder andere het hoofdstuk over het geloof van de koningin.

Daarin komt de toespraak aan de orde die Beatrix hield in de Nieuwe Kerk vlak voordat ze de eed op de Grondwet zou afleggen tijdens de inhuldigingsplechtigheid op 30 april 1980. Ze verklaarde toen dat ze de taak die ze op zich nam, niet in eigen kracht kon volbrengen maar in haar geloof. „Zo liggen mijn allerdiepste wortels in ons volkslied: Mijn schild ende betrouwen zijt Gij, o God, mijn Heer!” vervolgde ze.


Dat was een getuigenis om kippenvel van te krijgen. Het is een zo cruciale verwijzing van de koningin naar haar diepste drijfveren dat het Haasse bij het doornemen van alle documentatie niet kan zijn ontgaan. Toch presteerde ze het om over het geloof van Beatrix geen enkele vraag te stellen. Althans, die conclusie dringt zich op omdat het onderwerp op geen enkele manier aan de orde komt. Werkelijk, geen woord erover.

In haar voetsporen meenden ook twee andere interviewers het geloof van de koningin te kunnen laten rusten. Het betreft de journalist W. L. Brugsma, die Beatrix samen met prins Claus in 1991 interviewde, en de journaliste Maartje van Weegen, die de koningin in 2000 uitgebreid aan het woord liet. Wat me vooral opviel, was dat Beatrix vrijwel geen enkele vraag uit de weg gaat. Het betreffende boek, dat volgende week uitkomt, heet niet voor niets ”Openhartig”. Ik ben er dan ook vast van overtuigd dat er een boeiend gesprek op gang zou zijn gekomen als de interviewers de koningin over haar geloof hadden bevraagd. Maar niets van dat alles. Een gemiste kans, een betreurenswaardige tekortkoming.

Ere wie ere toekomt: de hoogleraar en publiciste Dorien Pessers sneed het onderwerp wél aan. Zij verzorgde het tv-interview van 2005 en hoewel zij zelf nooit betrapt kon worden op enige religieuze betrokkenheid, weerhield haar dat er niet van om Beatrix voor te houden dat ze koningin is bij de gratie Gods. Zo hoort het. De interviewer die persoonlijke aversies en voorkeuren opzijzet om de geïnterviewde zo goed mogelijk tot zijn of haar recht te laten komen. Pessers hield het helaas kort maar vooruit, het was in ieder geval iets.

En nu maar hopen dat de majesteit zich voor of ter gelegenheid van haar naderende afscheid nogmaals uitvoerig laat interviewen en dan wel de kans krijgt over haar zielenleven te vertellen. Het zou toch werkelijk onvergeeflijk zijn als we straks een vorstin uitzwaaien over wie we best veel weten behalve over haar allerdiepste wortels.

Anderen mochten van Hella Haasse niet in God geloven

Column van Jan van Klinken --10-10-2011


Over de doden niets dan goeds, maar in het geval van de dinsdag gecremeerde schrijfster Hella Haasse zal dat toch niet helemaal lukken. Om nog nader te noemen redenen heb ik me een tijdje geleden in haar persoon verdiept en de uitkomst van dat oriënterende onderzoekje was op onderdelen nogal teleurstellend.

Laat ik beginnen met een aantal aardige dingen over haar te zeggen, want dat heeft ze zonder meer verdiend. Hella Haasse was een zeer ontwikkelde vrouw die zich de gewoonte had eigen gemaakt om diep over de dingen van het leven na te denken. Dat leverde inzichten op waar velen ook vandaag de dag hun voordeel mee kunnen doen. Dat diepe denken geldt natuurlijk wel voor meer schrijvers en schrijfsters, maar het aan­gename van Haasse was dat ze niet met haar denkbeelden liep te leuren. Dat onderscheidt haar van sommige andere grote schrijvers.

Iemand als Harry Mulisch was natuurlijk ook van groot kaliber, als auteur misschien nog wel iets knapper, maar wel een arrogante ijdeltuit. Die viel bijna om van eigendunk. Daar had Haasse geen last van. Ze bleef bescheiden en had geen podium nodig om zich te etaleren. Ze kon zichzelf kwijt in haar boeken. En om nog een andere tijdgenoot en groot literator te noemen: Gerard Reve schreef, met alle kanttekeningen die erbij gemaakt moeten worden, literaire meesterwerken, maar hij kon zich vreemd gedragen. Dat nam soms zelfs ziekelijke vormen aan.

Bij zulke mensen vergeleken was Hella Haasse een verademing. Een deel van haar werk was bovendien toegankelijk voor een breed publiek. ”Oeroeg” bijvoorbeeld, een knap geschreven novelle die op veel literatuurlijsten voorkomt omdat hij zo lekker dun is, maar die vaak een indruk achterlaat die omgekeerd evenredig is aan de omvang. Zo was het ook bij mij. Talloze scholieren hebben op deze manier in de loop der jaren met haar oeuvre kennisgemaakt. Daardoor heeft ze veel invloed gehad.

Ook heeft ze de belangstelling voor de vaderlandse geschiedenis weer tot leven gewekt, of daar in ieder geval een aardig handje bij geholpen. Hella Haasse schreef diverse monumentale historische romans die weliswaar geen gemakkelijke kost bieden, maar wel met heel veel kennis van zaken en met veel oog voor de beleving van de personages zijn gecomponeerd.

Tegelijkertijd had ze één grote tekortkoming. Dat is waarom het niet meevalt om alleen maar positief te zijn. Albert van Zanten vatte haar manco vorige week zaterdag in zijn In memoriam in deze krant in één zin samen: „Christelijke zingeving of een goddelijke instantie komt in Haasses werk niet voor.” Dat was een typering die even raak als verbijsterend is. Hoe is het mogelijk dat iemand tot de kern van ons bestaan probeert door te dringen, en dan het bovenaardse op voorhand uitsluit? Daar kan ik met mijn pet, laat staan met mijn (denkbeeldige) kerkhoed, niet bij. In een interview in De Tijd gaf de schrijfster indertijd als verklaring: „Wat van nu af aan moet gelden voor ons is gelovig te zijn zonder God.”

Wat me daarin vooral tegenstaat, is het woordje „moet.” Zelfs als ik heel lang en heel erg goed mijn best doe om me te verplaatsen in haar kille rationalisme, haar ijzige nuchterheid, kan ik zo’n stellige uitspraak totaal niet plaatsen. Met haar meeredenerend, kan ik me voorstellen dat ze gezegd zou hebben: „Alles overwegend is het net zo onwaarschijnlijk dat er geen God en geen andere hogere machten zijn als dat ze er wel zijn. Of waarschijnlijk.”

Over beide stellingen kun je boeken vol schrijven zonder veel verder te komen. Hoe zou je dan als intellectueel met zo veel zekerheid willen afdwingen dat de mensheid alle godsbeelden maar afzweert? Dat is eigenlijk absurd. Dat ze zelf niet in God of een god geloofde was haar zaak, maar voorschrijven dat een ander jouw wankele opinie deelt, neigt naar geestelijke territoriumdrift.

Toen ik een tijdje geleden, om redenen die u nog steeds tegoed heeft, haar levensloop doornam, kwam ik tegen dat Hella als twaalfjarige in een schoolschrift aan haar eerste roman begon. Dat gaf hoop. Dat iemand op een leeftijd waarop sommige leeftijdgenootjes nog met poppen spelen, een boek begint te schrijven is al bijzonder, maar komt vaker voor. Dat het een historisch onderwerp betrof, is al zeldzamer, maar mijn verbazing steeg pas echt toen ik las dat het over de geloofsstrijd tussen de rekkelijken en preciezen in de 17e eeuw ging. Dat onderwerp moest haar dan toch wel heel erg te pakken hebben gehad. Wellicht zou haar passie voor het thema in andere werken van haar zijn terug te vinden. Maar niets van dat alles. Ik heb het in ieder geval niet kunnen ontdekken.

Dat manuscript waaraan ze op zo’n jonge leeftijd begon, is nooit in boekvorm verschenen omdat ze het nooit heeft afgemaakt. Het des­betreffende schoolschrift is ondergebracht in het Letterkundig Museum. Ik ken de inhoud verder niet, maar wat daarover door Haassekenners is geschreven, bevestigt alleen maar dat ze de 
menselijke geest toen al wilde peilen, maar 
alle mogelijke lijntjes met het bovenaardse raar vond.

Desondanks mocht ze veel later de koningin interviewen. Daarover volgende week meer.

8 augustus 2011

Breivik rekent vooral af met zijn milieu (door dr. Ad Verbrugge)

Durven we ook dieper te zoeken naar de oorzaken van de gruweldaden van Anders Breivik? Onderstaand essay van dr. Ad Verbrugge is, wat mij betreft, een van de beste artikelen over de oorzaak van de gebeurtenissen in Noorwegen. Moeten we ons niet eens afvragen hoeveel en waarom er "verweesde" en "ontwortelde" jongeren en ouderen er tegenwoordig op deze wereld rondlopen......

dr. Ad Verbrugge

Breivik rekent vooral af met zijn milieu

Hoe de gruweldaad van Anders Breivik te duiden? Dat is de prangende vraag die zich momenteel aan ons opdringt. De kwalificatie van de dader als 'waanzinnig' is even juist als weinigzeggend, te meer daar het naar zijn eigen zeggen een politieke daad betreft. Dit feit alleen al dwingt ons tot een blik in de spiegel en brengt ons hoe dan ook voor de vraag naar de dynamiek van het huidige maatschappelijke en politieke klimaat. In Nederland voelt Wilders zich gedwongen om zich met ferme taal te distantiëren van een terrorist die zegt hem te bewonderen en die deels ook zijn taal spreekt en analyses deelt. Voordat we naar aanleiding daarvan wat al te gemakkelijke conclusies trekken, is het zaak dat we ons eerst eens afvragen wat er aan de hand is.

Opmerkelijk genoeg bleek vrijwel meteen na de aanslag dat een groot deel van het publiek een verwantschap voelt tussen deze aanslag en moslimaanslagen. Dit zou ons op zichzelf natuurlijk al te denken moeten geven; de eerste vraag is dan echter waarin die verwantschap gelegen zou kunnen zijn.

In ons eigen land hebben we de laatste tien jaar nogal wat politieke moorden gezien. De zelfmoordautoaanslag van Karst Tates op het koninklijk huis was in feite een politieke aanslag, hoewel ze niet echt een ideologische horizon had. Dat was uitdrukkelijk wel het geval bij de moord op Pim Fortuyn door Volkert van der Graaf - overigens ook een moordenaar uit het 'eigen volk' en geen islamiet. De kogel kwam hier van 'links', zo werd wel gezegd. Bij de moord op Theo van Gogh door Mohammed B. kwam de kogel uit de hoek van de radicale islam. Met Breivik erbij lijkt de kogel inmiddels van alle kanten te kunnen komen: van links en van rechts en van boven en van onder zou je bijna zeggen. De vraag waar de kogel vandaan komt is daarom misschien wel een stuk minder belangrijk dan de vraag wie hem afvuurt.

Regelmatig viel dezer dagen ook de term 'lone wolf' te horen als typering van de persoonlijkheid van de dader. Dat is veelzeggend. Het gaat hier wat mij betreft om meer dan het feit dat dergelijke jongemannen geheel op zichzelf tot hun daad zijn overgegaan: Zij worden kennelijk opgevat als een soort eenzame wolven, die verbeten en vol wrok, argwaan en haat door de wereld zwerven. Klaarblijkelijk voelen zij zich niet thuis in de wereld en zijn zij - ondanks alle (virtuele) vriendschappen en netwerken - in hun meest fundamentele emoties, overwegingen en handelingen eenzaam. Er zit iets ontheemds en 'nomadisch' in deze woedende jongemannen. Hun daad van terrorisme is niet alleen politiek, maar vooral ook persoonlijk en cultureel gemotiveerd. Men leze daartoe Dostojewski's Boze geesten of Misdaad en straf - waarvan meer valt te leren dan van menige hedendaagse duiding van de terrorist.

Net zomin als Osama bin Laden of Joran van der Sloot komt Anders Breivik uit een economisch achtergesteld of cultureel onderontwikkeld milieu. Evenmin valt hij als kansarm te typeren. Zijn vader was een Noorse diplomaat die werkzaam was in London, waar ook Anders geboren werd. Anders is echt een kind van zijn tijd: zijn vader had reeds drie kinderen uit een eerder huwelijk toen hij Anders verwekte bij zijn nieuwe vrouw, met wie hij slechts een kortstondig huwelijk zou hebben. De moeder van Anders keerde met haar 1-jarige zoon terug naar Noorwegen, waar zij later zou hertrouwen met een militair. Anders zag zijn vader weinig en verbrak zelf op 15/16-jarige leeftijd het contact met hem. Hij spreekt openlijk zijn afkeer jegens zijn vader uit. Ook over zijn moeder is Breivik negatief: hoewel hij wel tot op late leeftijd bij haar is blijven wonen, heeft hij diepe minachting voor haar 'superliberale' opvattingen, haar matriarchale opstelling en haar algehele gebrek aan discipline. Opgroeien bij zijn moeder heeft hem in zijn eigen ogen en tot zijn eigen afgrijzen 'vervrouwelijkt'. Een vriendin heeft hij niet en er wordt openlijk gespeculeerd over zijn mogelijke homoseksualiteit.

Alleen al deze elementen uit Breiviks levensgeschiedenis zetten zijn manifest in een ander licht: zijn uitvoerige kritiek op de westerse samenleving - de decadentie van de ontwortelde internationale elites die het volk hebben verraden, de destructieve nivellering van de cultuur die is uitgegaan van de cultuurmarxisten, het ideaal van de multiculturele samenleving waaruit de islam als directe bedreiging van de westerse traditie is voortgekomen - is tegelijkertijd ook een 'ideologische kritiek' op zijn eigen ouders, zijn opvoeding en op zichzelf.

Zijn eigen feminisering verachtend opent hij de aanval op het matriarchaat waarvan zijn eigen moeder een representant is en op de politieke bureaucratische elite waarvan zijn in Frankrijk woonachtige vader ooit deel uitmaakte. Het lijkt 'payback time' te worden voor de generatie van de jaren zestig met hun hoogdravende idealen. Wat Anders Breivik niettemin lijkt te ontgaan, is dat de vorm die zijn postmoderne kruistocht aanneemt wel degelijk wordt bepaald door datgene waartegen hij zich verzet. Hij is, om met Pim Fortuyn te spreken, 'verweesd' - en juist daarin een typisch product van een sociaal-cultureel milieu waarin de revolutie van de jaren zestig heeft huisgehouden. Breivik is een losgeslagen jongeman die in de postmoderne consumptiecultuur geen zin meer kan ervaren en die wanhopig op zoek is naar richting: het 'I Can't Get No Satisfaction' dat uitmondt in 'Sympathy for the Devil'.

Een centraal motief daarin is de pijnlijke afwezigheid van de vader als cultuurdrager en als degene die de jongen mede kan invoeren in de zinvolle wereld van volwassenen. Dat is dan ook een van de dingen die er met Breivik lijkt te zijn misgegaan, getuige ook de afwezigheid van een vriendin en het bij zijn moeder wonen. Breivik wil of kan zijn volwassen leven niet vormgeven, hij ziet daar niet meer de zin van in. Bij menig moslimterrorist in het Westen is een vergelijkbare levensproblematiek bespeurbaar: de ervaring van de zinverlies, de afwezigheid van de vader, het losraken uit tradities en de gekunstelde reconstructie ervan door terug te grijpen op een roemrijk verleden, vervreemding en isolatie en het zich terugtrekken in de eigen belevingswereld - al dat niet met behulp van de moderne virtuele biotoop van wargames en internet. De doffe pijn van het culturele zinverlies wordt verdoofd met een gefantaseerde heilsgeschiedenis waarin slechts nog door zware strijd en een groot lijden verlossing mogelijk is.

Breivik compenseert zijn wankele ego en de genoemde ervaring van zinverlies door vanuit het door hem geconstrueerde 'grote verhaal' een haast religieuze betekenis aan zijn eigen persoon toe te kennen en zich aan een gefantaseerd nieuw hoger gezag en missie te

onderwerpen. De vader wordt gesublimeerd in een kwaadaardige 'ontaarde' gestalte die wraak wil nemen voor het zinverlies. Maar hoe onzinnig en gevaarlijk gestoord misschien ook, zowel de moslimterrorist als Anders Breivik probeert met zijn daad op een eigenaardige manier een soort van 'zin' te geven aan zijn leven. Dit is het actieve 'nihilisme' van hun daad waarin zij de bestaande wereld juist uit woede lijken te willen vernietigen, omdat die hun geen zin geeft. Het lijkt dan ook wel of zowel de radicaliserende islamterrorist als Anders Breivik nu juist de allesverwoestende strijd met een vijand nodig heeft, precies om zelf überhaupt een identiteit, missie en zinervaring te hebben. Zonder deze strijd opent zich de spirituele leegte van hun eigen positie, zij belichamen in die zin alleen nog maar 'tegencultuur'.

Daarmee stuiten we onmiskenbaar op een centraal probleem van de (westerse) postmoderne samenleving. Het lijdt geen twijfel dat de woorden en gedachten waarvan Breivik gebruikmaakt, al langer rondwaren door Europa. Bij het postmoderne gebrek aan grote verhalen kunnen bij uitstek in onze virtuele biotoop 'nieuwe grote verhalen' de kop opsteken en kan iemand zich achter de computer al schietend, schrijvend en scheldend veel groter wanen dan hij in de aardse werkelijkheid is. De geschiedenis zelf neemt voor hem de vorm van een game aan waarin hij de hoofdrol speelt en op zoek is naar 'volgers'. Het meest verontrustende aan de daad van Breivik is dan ook misschien wel dat zij misschien niet eens zo verbazingwekkend meer is.

Anders Breivik zou een 'lone wolf' zijn, verbeten en vol wrok. Zijn daad is vooral de uitdrukking van culturele ontworteling.

30 juli 2011 dr. Ad Verbrugge

Bovenstaand essay is op zaterdag 30 juli 2011 gepubliceerd in het Financieel dagblad

Kogels in Noorwegen kwamen van zieke geest

01-08-2011 14:00 | Jan van Klinken
De kogels kwamen in Noor­wegen van rechts, zoals dat heet. Maar wat is daarover een onzin gedebiteerd, zeg. Alsof Anders Behring Breivik in zijn eentje de voorhoede vormde van een horde bruin­hemden die onder aansporing van Wilders iedereen die niet van vreemde smetten vrij is de Noordzee wil indrijven. Hoe fout kan het oproepen van valse beelden zijn.

Dat op internet allerlei slag volk de aanslagen in Noorwegen zou aangrijpen om islamcritici verdacht te maken, viel te voorzien. Daar was ik dan ook niet verbaasd over. Net zo goed als er gemankeerde lieden zijn die het bestonden om de wrede massamoord goed te praten. Sommigen kunnen nu eenmaal de verleiding niet weerstaan om in het open riool dat internet heet hun verzuurde braaksel uit te kotsen.

Nee, dat serieuze deelnemers aan het maatschappelijk debat de golven van afschuw en verontwaardiging over wat er in Noorwegen is gebeurd naar zich toe probeerden te trekken – dat was pas echt misselijkmakend. De slacht­offers waren nog niet eens begraven en toen begon het al.

Ik weet niet wat stuitender was: de oproep van GroenLinks om tot een Kamerdebat te komen over „de angst voor buitenlanders”, of de reactie van een blogger op de linkse website Joop. Na Oslo en Utoya werd het volgens hem tijd „om ons af te vragen of wij in Nederland een structurele geweldsdreiging hebben uit de rechts-extremistische hoek.” Hij noemde met name CDA en VVD, die volgens hem met hetzelfde vuur spelen „als Elsevier, De Telegraaf en Wilders al jaren doen.” Zij roepen weliswaar niet op tot geweld, „maar er is een kans dat een kwetsbaar deel van de bevolking op termijn geweld gaat gebruiken onder dit spervuur van lelijke woorden over linkse en islamitische mensen.”

Ja, zo lust ik er nog wel een paar. De commentator van deze krant heeft in de loop der jaren al heel wat keren de vrijzinnigheid in kerkelijk Nederland gehekeld. Moeten we daarom bang zijn dat er op een zolderkamer een doorgedraaid type na lezing van weer zo’n commentaar zijn dubbelloops jachtgeweer van onder zijn bed haalt en een kerkgebouw met een ‘foute’ modaliteit binnendringt om daar wild om zich heen te gaan schieten? Wat een flauwekul.
Zou Breivik dan helemaal niet zijn aangezet tot geweld? Geweldplegers kunnen toch immers een ideologische agenda hebben? Neem Volkert van der G., de moordenaar van Pim Fortuyn. Of Mohammed B., de moslim die Theo van Gogh doodschoot. Of de orthodoxe Jood Yigal Amir, die de Israëlische premier Rabin in 1995 om het leven bracht. Of de extremisten achter 11 september.

Wat deze daders echter onderscheidt van Breivik en iemand als Tristan van der V., is dat ze uitblonken in kille berekening en een maximaal effect van hun moordpartij bereikten. Het oogmerk van Volkert van der G. was om te voorkomen dat iemand die hij beschouwde als zijn gevaarlijkste tegenstander, aan de macht zou komen. Hoe duivels zijn actie ook was, hij is daarin uitstekend geslaagd. Fortuyn was op weg om een heel belangrijke rol te gaan spelen, en dat werd door een kogel van links verijdeld.

De Jood Amir vond dat Rabin met zijn vredespolitiek een bedreiging vormde voor het voort­bestaan van Israël. Of dat zo was, zal nooit bewezen kunnen worden, maar een volslagen domme redenering was het zeker niet. En de extremisten van 11 september 2001 wilden een heilige oorlog op gang brengen waarbij de goeden tegenover de kwaden zouden komen te staan. Vanuit hun perceptie zijn ze daarin ongekend succesvol geweest.

Maar wat is het effect van de gruweldaden van Breivik? Hij heeft alleen maar een zee van ellende, wanhoop en verdriet achtergelaten. De door hem gewraakte politieke partij met de in zijn ogen veel te softe standpunten over de islam zal geen kiezer minder trekken en van de weeromstuit echt niet voor de harde lijn kiezen. Het enige wat hij bereikte, is dat Noorwegen in verwarring raakte, maar niet over het thema dat Breivik graag op de agenda wilde zetten.

Het verschil tussen daders als Volkert van der G., Mohammed B., de Jood Amir en genoemde moslimextremisten aan de ene kant en Breivik en Tristan van der V. aan de andere kant, is te vinden in hun hersenpan. Daar heb je geen psychia­ters voor nodig. Volkert van der G., Mohammed B. en Amir zijn tot langdurige vrijheidsstraffen veroordeeld en werden toerekeningsvatbaar verklaard.

Het lijdt geen twijfel dat Tristan van der G. daarentegen tbs zou hebben gekregen. Die moest in de eerste plaats worden behandeld. Ik ken het Noorse systeem niet, maar als Breivik in Nederland werd berecht, verdween ook hij ongetwijfeld in een tbs-kliniek. Zulke mensen zijn ernstig ziek in hun hoofd, zoals ook de advocaat van Breivik heeft verklaard. Hadden ze een lichamelijke aandoening van dezelfde ernst, dan moesten ze onmiddellijk naar de intensive care. Maar een stoornis in het brein kan helaas goed worden gemaskeerd. In een tijd waarin mensen veel makkelijker dan voorheen de anonimiteit kunnen kiezen, is dat geen opwekkende gedachte. Daarover lees je weinig, want daar is geen politieke boter uit te braden.

Beleid christelijk-conservatieve regering Hongarije dwingt respect af

18-07-2011 08:07 | Jan van Klinken

Met Hongarije heb ik, om eerlijk te zijn, helemaal niets. Of beter: had. Een jaar of twintig geleden ben ik er eens doorheen getrokken en Boedapest met zijn ligging aan de Donau is zelfs in de grauwe Oost-Europese winter een imposante stad, maar voor de rest kon het land mij niet bekoren. Een hoog Oostblokgehalte, zeg maar.

Toch begint Hongarije de laatste tijd mijn aandacht te trekken. Een week of wat geleden woonde ik een lezing bij van Mariska Orbán-de Haas waarin ze ons het land ten voorbeeld stelde. Behalve dat zij hoofdredacteur is van het Katholiek Nieuwsblad, is ze getrouwd met een Hongaar en zodoende volgt ze de ontwikkelingen in het vaderland van haar eega op de voet. Ze was uitgenodigd door de christelijk-conservatieven en als we Mariska mogen geloven, moet het voor de aanhangers van die beweging een waar eldorado zijn in Hongarije.

Sinds de vorige verkiezingen in 2010 heeft een christelijk-conservatieve alliantie daar een tweederdemeerderheid gekregen in het parlement. Die zou een beleid voeren zoals ChristenUnie en SGP dat voorstaan. Er zijn in Hongarije dan ook andere tijden aangebroken. Het nieuwe kabinet wil de naam van God in de herziene grondwet opnemen en weet zich in het parlement verzekerd van aanvaarding van dat voorstel.

De vergelijking met ChristenUnie en SGP geldt vooral voor moreel-ethische kwesties. Zo voert de nieuwe regering een antiabortusbeleid. Dat is zelfs zo expliciet dat het de woede heeft gewekt van D66-Europarlementariër In ’t Veld. Een beter bewijs dat ze in Boedapest goed bezig zijn, is er niet. Mevrouw In ’t Veld vindt dat de Hongaarse regering haar antiabortusvoorlichtingscampagne per direct moet stoppen. Zij ergert zich groen en geel aan een foto die deel uitmaakt van de campagne, waarop een ongeboren baby is te zien met als onderschrift: „Ik begrijp dat je nog niet klaar voor me bent, maar laat me alsjeblieft leven.” De Hongaarse regering pleit voor adoptie in plaats van abortus.

Volgens de D66-Europarlementariër wordt de campagne met Europees geld betaald en iets ergers kan ze zich bijna niet voorstellen. Ze heeft inmiddels gehoor gevonden bij Eurocommissaris Viviane Reding van Justitie. Nou ja, bij al het gestuntel binnen de EU rond de schuldencrisis kan dit er ook nog wel bij.
Tot zover heeft Mariska het gelijk helemaal aan haar kant. In Hongarije lijkt inderdaad sprake van een opzienbarende ontwikkeling, waarbij ik ook wel meteen wil aantekenen dat de regering van het land een gelukkiger hand heeft in haar stellingname tegen abortus dan de hoofdredacteur van het Katholiek Nieuwsblad. In een open brief aan het VVD-Kamerlid Hennis-Plasschaert refereerde zij vorig jaar aan de miskramen van de parlementariër.

Aanleiding was de reactie van de VVD’er op een protestactie van hulpbisschop De Jong van Roermond, die Tweede Kamerleden een plastic popje in de vorm van een foetus had toegestuurd. Walgelijk, noemde mevrouw Hennis die actie. Mariska de Haas vond toen dat ze in de pen moest klimmen en het VVD-Kamerlid aan haar miskramen moest herinneren. Dom en onkies natuurlijk, wat ze zelf naderhand ook wel toegaf, maar toen was het kwaad al geschied.

Maar goed, we zouden het over Hongarije hebben en wat in dat verband niet onvermeld mag blijven, is dat het economisch beleid van de nieuwe, conservatieve regering een groot succes lijkt te worden. Het Internationaal Monetair Fonds, dat zich dag in dag uit het hoofd breekt hoe het andere landen niet ver van Hongarije van de ondergang moet redden, is opmerkelijk lovend. De politici die nu aan de macht zijn, doen het veel beter dan hun socialistische voorgangers. Het gewenste begrotingstekort van 3 procent in 2011 wordt gehaald, de inflatie is min of meer stabiel, de export groeit een beetje en de auto-industrie doet het goed. Eindelijk weer licht aan de horizon.

Alsof het niet op kan, heeft het Hongaarse parlement maandag ook nog eens ingestemd met het invoeren van een zogeheten ‘hamburgerheffing’. Dat is een aanduiding die wat kort door de bocht gaat, maar die erop neerkomt dat het land belasting gaat heffen op producten met hoge gehaltes aan vet, suiker, zout en cafeïne.

De maatregel heeft eigenlijk geen uitleg nodig. Net als de rest van Europa kampt het land in toenemende mate met gezondheidsproblemen die het gevolg zijn van overmatige consumptie van vetten en suikers. Je kunt dan de boel op z’n beloop laten totdat de kosten van de gezondheidszorg –net als bij ons– de pan uitrijzen of gewoon maatregelen treffen. De bevolking ontmoedigen om sorbets en snacks naar binnen te werken, is natuurlijk een impopulaire bezigheid, maar je neemt als politicus wel je verantwoordelijkheid. Of de maatregel toereikend zal zijn, is iets anders, maar alles is beter dan niets doen en het signaal is in ieder geval glashelder. Wat mij betreft zijn het kanjers, daar in Boedapest. Emigreren naar het land zal ik niet snel doen en ik zie Bart Jan Spruyt en de zijnen zich er voorlopig ook nog niet vestigen, maar wat mij betreft nemen we ons petje toch even heel diep af voor de Hongaren.

Back

Beste lezer,

Na een afwezigheid van ruim 6 weken (waarin veel is gebeurd in de wereld) hopen we vanaf deze week weer regelmatig iets te publiceren op dit blog.
Natuurlijk ook wekelijks de column van Jan van Klinken.
Jan van Klinken is (naast Peter Siebelt, Sike Bax, Johann Grünbauer en Bart Jan Spruyt) tevens medewerker van de nieuwe rechts-conservatieve periodiek Clear Facts. Een proefnummer kunt u vi de site opvragen.

Ook houden we u via dit blog op de hoogte van activiteiten binnen "Conservatief Nederland".

Wij hopen u hier, maar ook zeker op het Conservatief Cafe te ontmoeten.

Over een maand hoopt het Conservatief Cafe het herfstprogramma 2011 te presenteren. Houd de website in de gaten!

22 juni 2011

Christelijk Conservatief Congres

Aanstaande zaterdag zal er in Apeldoorn het tweede Christelijk Conservatief Congres worden gehouden.

Sprekers en programma:

Prof. mr. dr. A.H.M. DölleLid van de Eerste Kamer en bijzonder hoogleraar Recht der decentrale overheden

Mw. M. Orbán-de HaasJournalist en hoofdredacteur van het Katholiek Nieuwsblad

Dr. B.J. SpruytVoorzitter van de Edmund Burke-stichting en conservatief publicist


Programma


1.Opening door Hans Alderliesten
2.Lezing door Alfons Dölle: “Conservatisme en de christendemocratie”
3.Lezing door Bart Jan Spruyt: “Het conservatisme van een christen”
4.Lezing door Mariska Orbán: “Conservatisme als antwoord voor de samenleving”
5.Pauze en lunch
6.Discussieronde met publiek onder leiding van Dirk-Jan Nijsink
7.Meditatie door dr. A. Huijgen
8.Sluiting en borrel


U kunt zich voor dit congres aanmelden door een e-mail te sturen naar info@christelijkconservatiefberaad.nl.

Hilversumse voorzag crash op dag van vliegramp in Bijlmer

13-06-2011 08:00 | Jan van Klinken

Een helderziende in Texas had de politie getipt over een massagraf. In een tuin zouden kinderlichamen liggen. Toen het in die tuin bleek te stinken, besloot de politie de tip na te trekken. Maar het was loos alarm, zo werd deze week bekend. Er bleek helemaal niets van het verhaal te kloppen. De helderziende moet er nu rekening mee houden dat hij wordt vervolgd voor het doorgeven van een valse melding.

Ik lust wel pap van zulke berichten. Paranormale flauwekul kan wat mij betreft niet vaak genoeg worden ontmaskerd. De claims van al die hocus pocustypes blijken vrijwel altijd onbetrouwbaar te zijn. Die ufologen, over wie deze krant woensdag publiceerde, vallen voor mij in dezelfde categorie. Waarschijnlijk lijden de meesten aan een al te sterke verbeeldingskracht. In de psychologie is dat een bekend verschijnsel.

In ons land is een organisatie actief, de stichting Skepsis, die zich toelegt op het ontrafelen van paranormale humbug. Dankzij het werk van deze club konden al heel wat zogenaamde bovennatuurlijke waarnemingen worden afgevoerd naar het land der fabelen. Na kritisch onderzoek blijft er meestal helemaal niets van over.

Toch moet ik zeggen dat het te kort door de bocht is om alles wat tot ons komt vanuit de paranormale hoek, als onzinnig te bestempelen. Soms stuit een mens op gevallen die, ook nadat ze grondig tegen het licht zijn gehouden, lastig of zelfs helemaal niet met het verstand zijn te bevatten.

Een van die zaken had betrekking op de vliegramp in de Bijlmer waarbij 43 mensen omkwamen. De toenmalige Raad voor de Luchtvaart heeft daar indertijd uitvoerig onderzoek naar gedaan. De ramp was het gevolg van technische mankementen aan een El Altoestel. Kort nadat het in de avond van 4 oktober 1992 was opgestegen van Schiphol, raakte het twee motoren kwijt.

Nu kan een Boeing 747 twee motoren missen. Piloten worden daarop getraind. Dat de El Aljumbo toch crashte, was voor het onderzoeksteam om die reden een raadsel. Wat kon er nog meer zijn misgegaan?

Iedere ooggetuige of andere betrokkene die hierover aanwijzingen kon verschaffen, was welkom. Een van degenen met wie de onderzoekers in contact kwamen, was een huisvrouw uit Hilversum. Ze had een halve dag voor de ramp naar Schiphol gebeld met de mededeling dat ze die nacht wakker was geworden en voor haar geestesoog een toestel had zien neerstorten.

Een lid van het onderzoeksteam bezocht haar en keerde in verwarring huiswaarts. De vrouw had hem een redelijk gedetailleerde beschrijving van de gang van zaken in de cockpit van het El Altoestel gegeven. Het was een nuchtere dame die zich nog nooit met paranormale toestanden had beziggehouden. Hoe kon zij dit alles weten? Bovendien bleek een stem haar te hebben gezegd dat op 21 december een nieuwe ramp zou plaatsvinden, nu boven Gent. Toen de betreffende onderzoeker op die dag de radio aanzette, hoorde hij tot zijn verbijstering dat er op het Portugese vliegveld Faro een DC-10 van Martinair was gecrasht. Tientallen mensen waren omgekomen.

Het onderzoeksteam reageerde afhoudend. Een serieuze organisatie als de Raad voor de Luchtvaart die zijn toevlucht neemt tot een waarzegster, dat ging toch wel wat ver. Het geval werd besproken met minister Maij-Weggen van Verkeer en Waterstaat. Die verklaarde dat ze vroeger ook wel gebeurtenissen in de toekomst voorzag. De vrouw uit Hilversum werd toen toch maar uitgenodigd. Een peperdure vluchtsimulator werd afgehuurd en de dame met de voorzeggende geest mocht erin plaatsnemen. Het team wilde niet het verwijt krijgen dat het informatie had genegeerd. Ook in de politiewereld werd tenslotte wel eens met dit soort mensen samengewerkt.

De onderzoekers stonden paf. De vlucht verliep volgens de gegevens die op dat moment beschikbaar waren. Mevrouw bleek informatie aan te reiken die ze niet kon weten maar die wel overeenstemde met wat de raad zelf aan feiten had verzameld. Ze wees op metertjes die verkeerd stonden en vertelde bijvoorbeeld dat de kleppen van de rechtervleugel waren beschadigd. Ze wist ook precies wat de gezagvoerder had uitgeroepen toen de jumbo op het laatst op een flatgebouw af koerste. „Dit is het einde. Ik ga dood.” De leden van het team waren best wel onder de indruk. Toch kon de raad uiteindelijk niets met de vrouw, want het bleef een bovennatuurlijke waarneming die per saldo niets toevoegde.

De man van het onderzoeksteam die de contacten met de Hilversumse vrouw onderhield, was een psycholoog van gereformeerd-vrijgemaakte huize. Met hem had ik verschillende keren contact over dit hoogst raadselachtige geval. De vraag die ons beiden bezighield, was natuurlijk hoe zij aan haar informatie was gekomen. Hij was net zo sceptisch als ik, maar moest toch erkennen dat we hier te maken hadden met een onverklaarbaar verschijnsel. Was hier wellicht sprake van een occult belaste dame? Maar als dat zo was, wat wilde de boze dan met haar? We hadden maar weinig woorden nodig om elkaar te vertellen dat we er niet uitkwamen. Ik hoor hem nog zuchten: „Wat moet je ermee?” Het antwoord was na ampele overwegingen eenvoudiger dan we dachten: voortaan ver vandaan blijven.

Simonis bij ‘gergem’ markeert kanteling

06-06-2011 10:28 | Jan van Klinken


Wie had kunnen denken dat een hoge geestelijke uit de Rooms-Katholieke Kerk nog eens op bezoek zou zijn bij een gereformeerde gemeente, daar een goed gesprek voert met de plaatselijke predikant en dan ook nog de toetsen van het orgel beroert. Het verslag van correspondent Wim de Jongste van de kennismaking van kardinaal Simonis met de gereformeerde gemeente van Gouda tijdens de open dag die daar zaterdag werd gehouden, is er een om in te lijsten. Als reformatorische mensen hebben we de afkeer van de moederkerk met de paplepel ingegoten gekregen, en dan is zo’n gebeurtenis als in Gouda meer dan een opvallend moment. Ze markeert een kanteling.

In het naburige stadje van het dorp waarin ik opgroeide, maakte ik voor het eerst kennis met een rooms-katholiek kerkgebouw. Het was een kleine schok. Hierin vonden dus de rituelen plaats die met name in catechismuspreken zo werden verketterd. Het moest verschrikkelijk zijn wat hier binnen gebeurde. Wellicht heeft me zelfs een zekere huiver bekropen bij de aanblik van deze o zo valse kerk.

Langzaam maar zeker is dat beeld veranderd. Tijdens vakanties in het buitenland kon je overal rooms-katholieke kathedralen binnenwandelen, en wie werd daar niet gegrepen door de devote sfeer en de aanblik van mensen die diep in gebed waren verzonken? Zo veel openlijke vroomheid kwam je buiten deze kerk toch eigenlijk nergens meer tegen.

Nog dichterbij kwamen de tegenstrijdige gevoelens toen op de redactie van deze krant bleek dat we trouwe abonnees hadden in de rooms-katholieke hoek. Het Katholiek Nieuwsblad bestond toen nog niet en verschillende orthodoxe volgelingen van Rome waren blij met het RD. Dat ze af en toe de wind van voren kregen als in commentaren de paus werd gekielhaald, namen ze op de koop toe. Soms kregen we zelfs ontroerend positieve reacties. Fijn dat er nog een krant was die vierkant stelling nam tegen abortus, zo luidde bijvoorbeeld de teneur van brieven of telefoontjes. In behoudend rooms-katholieke kringen bleek er veel sympathie te zijn voor het prolifestandpunt.

Intussen bleef een deel van de lezersgroep grote moeite hebben met alles wat zweemde naar toenadering tot de rooms-katholieken. De paus van Rome was en bleef de antichrist en vanuit die hoek moesten we echt het ergste vrezen. Die weerstand viel ook wel te begrijpen. Behalve dat kerkelijke leidslieden het antipapisme er jarenlang stevig inpeperden, had de Rooms-Katholieke Kerk zelf ook decennialang haar best gedaan om zich als machtsfactor te manifesteren. Ze wist een oersterke zuil op te bouwen met een eigen partij, een netwerk aan eigen scholen, een eigen vakbond en een eigen omroep. Bovendien waren tal van grote concerns in rooms-katholieke handen en ook in de politiek wist men veel touwtjes in handen te krijgen. De vrees voor Rome kwam wat dat betreft niet uit de lucht vallen.

Maar ja, het rijke roomse leven werd steeds meer zieltogend. Het kerkbezoek nam dramatisch af, van de eens zo machtige zuil bleef niet veel meer over dan een rokende puinhoop en degenen die zich nog als rooms-katholiek profileerden, bleken het in de praktijk vaak niet zo nauw te nemen. Van gehoorzaamheid aan de regels van het Vaticaan, laat staan aan de Schrift, was steeds minder sprake.

Veel gevaren hadden we uit die hoek dan ook niet meer te duchten. Dat maakte het makkelijker om vrijuit over elkaar te spreken en contacten aan te gaan. Zo vond ik het best wel bijzonder dat de bekende dr. W. op ’t Hof herhaaldelijk uitkwam voor zijn verbondenheid met theologen uit de kerk van voor de Reformatie. Bij mensen als de priester Thomas a Kempis en anderen had hij vroomheid aangetroffen die hem diep had geraakt.

Ook in praktisch opzicht veranderde er het een en ander. Dezelfde Simonis, die zaterdag in Gouda opdook, was bijvoorbeeld in 1993 een van de gasten tijdens een interkerkelijke bijeenkomst in de Jacobikerk in Utrecht over de Algemene wet gelijke behandeling. Het verzet tegen die wet was een overwegend protestantse aangelegenheid, maar de organisatie had niet geschroomd de kardinaal, die toen nog volop in functie was als aartsbisschop, erbij te betrekken. Ik kan me niet herinneren dat aan zijn deelname een onvertogen woord werd gewijd.

Anno 2011 is eigenlijk niet meer vol te houden dat er zoiets is als het roomse gevaar. Het is net als met het communisme. Daarvoor moesten we toentertijd heel erg bang zijn. Maar achteraf is van het schrikbeeld niets overgebleven. Dat hele communistische systeem is als een kaartenhuis ingestort.

Met de moederkerk is het al niet anders gegaan. Overal in Nederland vinden grote saneringen van parochies plaats. Die hebben slechts tot gevolg dat het kerkbezoek nog verder afneemt. Voeg daar het immense zedenschandaal binnen de kerk aan toe en een algehele afbladdering tekent zich af. Kortom, de verhandeling van de Heidelbergse Catechismus over de paapse mis heeft veel aan actualiteit ingeboet. Nog even en ze kan gevoeglijk worden overgeslagen. Wie zal haar missen?

Of er ooit een innige verhouding met de moederkerk zal ontstaan, is overigens twijfelachtig. Het vijandsbeeld lijkt evenwel definitief te zijn geweken.

10 juni 2011

Katholiek Breed, Bevindelijk Diep.

Als bestuurslid van de Stichting Christelijk Conservatief Beraad kijk ik samen met de andere bestuursleden ev vele belangstellenden met dankbaarheid en genoegen terug op de eergisteren in Barneveld gehouden thema-avond over het christelijk conservatisme.


De thema-avond werd live uitgezonden en is ook geheel terug te kijken:
klik hier

Sprekers waren dominee A. Beens uit Barneveld en burgemeester van Zwartewaterland dhr. E.J. Bilder.



Bilder zei de stilte van de kerken te betreuren: “De kerk zwijgt vaak, waar ze zou moeten spreken en spreekt, waar ze zou moeten zwijgen.” Beens beaamde dat, hij zei zich de laatste kanselboodschap (Hervormde Kerk) niet meer te kunnen herinneren. Beens: “Niet zozeer de dwalingen bedreigen ons, maar wel de zwakheid van de getuigenis.” De Barneveldse dominee omschreef het conservatisme als ‘het restaureren om opnieuw te gaan gebruiken’. Niet in het verleden blijven hangen, maar voorwaarts. In die zin, zo betoogde hij, is het conservatisme maximaal progressief: verlangen naar iets wat nooit geweest is, maar ook wat ooit komen zal. In de woorden van Bart Jan Spruyt, die deze avond verhinderd was, maar wel geciteerd werd: “Conservatisme is ideologie geworden heimwee.”

Aan het forum namen de heren Kloosterman (directeur Zorg Jac. Fruytier) en Van den Heuvel (SGP-raadslid Reeuwijk/Bodegraven) deel. Uit het publiek kwamen diverse vragen naar voren, die onder leiding van Riekelt Pasterkamp werden behandeld.

26 mei 2011

Juni Activiteiten Christelijk Conservatief Beraad

In de maand juni zijn er 2 activiteiten van het Christelijk Conservatief Beraad.


Op 8 juni wordt er een thema-avond gehouden in de Veluwehal te Barneveld. Op 25 juni vindt het tweede Christelijk Conservatief Congres plaats in Apeldoorn.


8 juni 2011 Barneveld

Op woensdagavond 8 juni 2011 spreken ds. A. Beens en ing. E.J. Bilder in Barneveld over de betekenis van het christelijk conservatisme voor politiek en samenleving.

Wat is christelijk conservatisme en welke boodschap brengt dit gedachtegoed naar voren?

Het programma van deze avond start met een lezing van ds. A. Beens (Hervormd emerituspredikant), met als thema: “Katholiek breed, Bevindelijk diep”.
Hij zal spreken over een levenshouding die met uitsterven bedreigd wordt.
Na hem spreekt Ing. E.J. Bilder (burgmeester van Zwartewaterland) over de dagelijkse praktijk van een christelijk conservatieve burgervader.

ds. A. Beens (hervormd emeritus predikant)

Ing. E.J. Bilder (Burgemeester Zwartewaterland)


Tijdens de forumdiscussie schuiven ook dr. B.J. Spruyt (conservatief denker en publicist) en dhr. J. Kloosterman (directeur zorg van de Jacobus Fruytier S.G.) aan. Deze discussie wordt geleid door Riekelt Pasterkamp.

De avond wordt gehouden in de Veluwehal (Nieuwe Markt 6 in Barneveld) en begint om 20:00 uur. De deur staat vanaf 19:15 uur open.

*************************************************************************************

25 juni Apeldoorn


Op zaterdag 25 juni 2011 vindt het tweede Christelijk Conservatief Congres plaats. Dit jaar in Apeldoorn. Te gast zijn Alfons Dölle, Mariska Orbán- de Haas en Bart Jan Spruyt.


Alfons Dölle, Eerste Kamerlid voor het CDA en hoogleraar in Groningen, zal spreken over het conservatisme en de christendemocratie. Mariska Orbán- de Haas, hoofdredacteur van het Katholiek Nieuwsblad richt zich in haar betoog op de vraag of het conservatisme bruikbaar is als redder van een ontzuilde en ontzielde maatschappij. Tot slot spreekt Bart Jan Spruyt over het conservatisme van een christen. Het congres wordt na een discussieronde afgesloten met een meditatie van dr. A. Huijgen (christelijke gereformeerde predikant te Genemuiden).

Het congres vindt plaats in de Jacobus Fruytier S.G. (Anklaarseweg 71 in Apeldoorn) en begint om 10:00 uur. Het programma eindigt rond 15:00 uur. De entreeprijs is 15,00 euro (inclusief lunch). Donateurs van het Beraad hebben gratis toegang.

Het eerste congres van het Christelijk Conservatief Beraad werd vorig jaar gehouden en Putten en werd door ongeveer 200 mensen bezocht. De Stichting Christelijk Conservatief Beraad heeft als doel het christelijk conservatieve gedachtegoed verder te doordenken en uit te dragen in de Nederlandse samenleving. Het beraad werd in 2009 opgericht.


Gasten


Prof. mr. dr. A.H.M. DölleLid van de Eerste Kamer en bijzonder hoogleraar Recht der decentrale overheden

Mw. M. Orbán-de HaasJournalist en hoofdredacteur van het Katholiek Nieuwsblad

Dr. B.J. SpruytVoorzitter van de Edmund Burke-stichting en conservatief publicist


Programma


1.Opening door Hans Alderliesten
2.Lezing door Alfons Dölle: “Conservatisme en de christendemocratie”
3.Lezing door Bart Jan Spruyt: “Het conservatisme van een christen”
4.Lezing door Mariska Orbán: “Conservatisme als antwoord voor de samenleving”
5.Pauze en lunch
6.Discussieronde met publiek onder leiding van Dirk-Jan Nijsink
7.Meditatie door dr. A. Huijgen
8.Sluiting en borrel


U kunt zich voor dit congres aanmelden door een e-mail te sturen naar info@christelijkconservatiefberaad.nl.

.

Kosten overgewicht rijzen de pan uit

Column
21-05-2011 10:00 | Jan van Klinken

Het was werkelijk om te griezelen. De vrouw zag er in één woord afstotelijk uit. Overal hing vel. Van enige afstand was het net of ze een hoog opgetrokken plooirok aan had. Van dichtbij zag je dat het grote zakken van huid waren.

Ook haar benen waren afschrikwekkend. De vrouw stond er poedelnaakt bij, dus niets bleef de kijker bespaard. Ik had nog nooit zoiets gezien. Het leek wel of ze aan een zeldzame aandoening leed. Wat moest het verschrikkelijk zijn om er zo bij te lopen, zou je denken. Toch lachte de vrouw.

De foto stond vorige week vrijdag in Trouw. De vrouw die zich in de krant vertoonde, bleek tonnetjerond geweest te zijn. Ze is 1,65 meter lang en hoort hooguit 70 kilo te wegen. Ooit woog ze echter 165 kilo. Gevolg was dat ze nog maar 20 meter kon lopen. Verder haalde ze niet.

Een jaar of vier geleden was ze het zat. Ze had diëten geprobeerd, maar het lukte haar niet haar eetverslaving te bedwingen. Het enige wat er toen nog op zat, was een maagverkleining. Daarbij wordt het spijsverteringskanaal omgelegd.

De operatie verliep succesvol. In een jaar tijd verloor ze 80 kilo, meer dan was verwacht. Ze wist niet wat haar overkwam. Ze kon weer zelfstandig naar het toilet en ook bij het aantrekken van schoenen had ze geen hulp meer nodig. Haar vitaliteit nam met sprongen toe. Ze werd weer maatschappelijk actief. Eigenlijk werd ze een ander mens.

Ze is niet de enige. Nu al zijn er 1,2 miljoen mensen met ernstig overgewicht. Naar verwachting zullen in 2012 maar liefst 10.000 van hen hun maag laten verkleinen. Ook zij zullen er dan ongeveer zo uit komen te zien als de vrouw van de foto. Ze hebben dan huidoverschot, zoals dat neutraal heet. De dame uit de krant had er maar liefst 12 kilo van. Ze zou graag eens een leuk rokje aan willen maar dat kan niet. Dan hangt de huid van haar bovenbenen er onderuit.


Ook als je nog nooit van plastische chirurgie hebt gehoord, zal duidelijk zijn dat deze dame in aanmerking komt voor medische hulp. Die overtollige huid kan door middel van operaties worden verwijderd. Dan zie je er nog steeds niet appetijtelijk uit maar je bent wel van een hoop ongemakken af.

Probleem is alleen dat zulke operaties kostbaar zijn en dat de verzekering ze lang niet altijd vergoedt. Deze vrouw kwam er niet voor in aanmerking. Een van de voorwaarden is dat een kwart van je bovenbeen door overhangend vel wordt bedekt. Dat is bij haar (net) niet zo. In de praktijk is ze niet de enige die buiten de boot valt. Driekwart van de patiënten voldoet niet aan de strenge voorwaarden.

Belangenorganisaties maken daar veel misbaar over. Ze vinden dat de verzekering veel te krap kijkt en onvoldoende oog heeft voor het psychische en lichamelijke leed van deze mensen. En daar kun je je wat bij voorstellen. Ben je eindelijk van je kilo’s af, kom je van de ene ellende terecht in de andere.

Maar ook voor het standpunt van de verzekeraars is wat –zo niet heel veel– te zeggen. Er waart een golf van overgewicht door dit land die nog lang niet ten einde is. Integendeel, die neemt alleen maar toe. Die 10.000 patiënten uit 2012 zijn er in 2020 misschien wel eens zo veel.

Het is een van de vele voorbeelden die laten zien dat het luilekkerland waarin we denken te leven, voorzien is van een angstaanjagend prijskaartje. De vergelijking met klatergoud dringt zich op. Terwijl ons voorgeslacht zich letterlijk krom moest werken, hoeven velen van ons zich lichamelijk nauwelijks meer in te spannen. Ook kan eigenlijk iedereen zich overdadige consumptie van vette en zoete etenswaar financieel permitteren. Zelfs een alcoholverslaving is betaalbaar. Om toch enige spanning in het leven te creëren, oefenen we ook nog eens levensgevaarlijke sporten uit en in sommige kringen is cocaïnegebruik tegenwoordig al de gewoonste zaak van de wereld.

Lichamelijk moeten we dat natuurlijk bezuren. Niet zo gek dat de verzekeringspremies almaar toenemen en dat verzekeraars paal en perk beginnen te stellen aan de vergoedingen. Dat is heel bitter voor degenen die buiten de boot vallen, maar per saldo lijkt me dat toch een heel goede ontwikkeling. Want laten we wel zijn, die dame uit de krant was er zelf bij toen ze toegaf aan haar eetverslaving. Zij en niemand anders was verantwoordelijk voor haar overgewicht. Dat klinkt hardvochtig, maar als we de verantwoordelijkheid voor het eigen gedrag terug willen leggen bij het individu, is het onontkoombaar dat degene die zijn billen brandt, op een of meer blaren moet zitten.

Ja maar, zal iemand tegenwerpen, moeten dan rokers straks hun eigen chemokuren betalen en ongelukkige motorcoureurs hun eigen beenamputatie? Inderdaad, in dat soort discussies komen we terecht. En dat wordt heel erg moeilijk.

Anderzijds zullen er grenzen moeten worden getrokken. Sterker nog, ze worden nu al getrokken. En er zullen er steeds meer worden getrokken. Het zal wel moeten, ook al omdat er anders een moment komt dat mensen die wel op een verantwoorde manier proberen te leven, het nog langer vertikken op te draaien voor het roekeloze gedrag van anderen.

28 april 2011

9 Mei TEA PARTY Conservatief Café



We're taxed enough already!
Voor ons Nederlanders klinkt de klaagzang van de Amerikaanse Tea Party-beweging toch wat humeurig in de oren.
Maar als we in de eigen portemonnee kijken, krijgen we het gevoel alsof de overheid al ons geld opslokt. Waarom dragen wij zoveel uit? Hoe kan dat minder?

Prof.dr. Elbert Dijkgraaf kan deze vragen als geen ander beantwoorden. Hij is hoogleraar empirische economie van de publieke sector aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Daarnaast is hij lid van de Tweede Kamer voor de SGP. Bij Conservatief Café geeft hij zijn visie op een prudent en eerlijk belastingsysteem.

Aanmelden is verplicht, en gaat via: dit formulier

Entree is twaalf euro per persoon; daarvoor krijgt u koffie en twee gratis drankjes.

19 april 2011

(on) Opvallend

Jacobus Revius dichte het in alle schuldbesef zo wonderlijk in 1630.


T’en zijn de Joden niet, Heer Jesu, die u kruisten,
Noch die verraderlijk u togen voor ’t gericht,
Noch die versmadelijk u spogen in ’t gesicht,
Noch die u knevelden, en stieten u vol puisten,

(...)


Anno 2011 zijn er onder de orthodoxe christenen helaas nog steeds enkele mannetjes die bij deze zinnen een wat ander beeld hebben.

Daarom zingen ze uit volle borst in het koor van seculier Nederland mee om OOK de Joodse rituele slacht, de SJECHIETA, te willen verbieden.

Juist hierin maakt nu de SGP het verschil met de PVV! Kees en Elbert! Hou vast. Luister niet naar dit soort mannen.

Mij bereikte onderstaande mail.

Verdriet vervulde mijn hart.

Vanwaar zulk een bericht?

Omdat (op sommige punten) verouderde SGP beginselprogram te dienen?

T’en zijn de Joden niet, Heer Jesu, die u kruisten





Letterlijk citaat uit onderschepte mail richting SGP.

Mannen,

snappen jullie dat nog rond dat onverdoofd ritueel slachten???

De SGP is een theocratische partij (dus tegen alles wat niet christelijk is) en ziet ook grote gevaren van islamisering, wat dat ook moge zijn.
Je zou dus denken dat ze voor het verbieden van dat slachten zijn.
Mooie rem op de islamisering vna de samenleving en een goed getuigenis van de enige ware religie. Geen slachtoffers meer en geen ceremonieën.
En wat schetst mijn verbazing. Ze zijn tegen. Hoe valt dat nu te verklaren…
Ook al het theocratisch beginsel verlaten........???

hart. gr.

12 april 2011

Er bestaat ook Christelijk Conservatisme

Vorige week hield Prof. dr. ir. Schuurman (voorzitter van Christenuniefractie in de Eerste Kamer) de Groen van Prinstererlezing.
Vandaag reageren wij, als bestuur van het Christelijk Conservatief Beraad, met een artikel in het RD.

Bron: RD 12 april 2011

Wat prof. E. Schuurman (RD 7-4) zegt over het conservatisme klopt niet, stellen Hans Alderliesten, Eddy Bilder, Wilco Boender, Dirk-Jan Nijsink en Bart Jan Spruyt. Bovendien lijkt hij niet te beseffen dat er ook christelijke conservatieven zijn.

Scheidend ChristenUniesenator Egbert Schuurman gaf vorige week in de Groen van Prinstererlezing op bevlogen wijze uiting aan zijn visie op christelijke politiek. Volgens de oud-hoogleraar in de reformatorische wijsbegeerte behoort deze georiënteerd te zijn op „het grondmotief van schepping, zondeval, verlossing en de verwachting van het Koninkrijk van God.”

In zijn kritiek op de hedendaagse cultuur aanvaardt Schuurman de conservatieven als bondgenoten. Voor een deel tenminste. Want conservatieven leveren volgens hem half werk. Ze zouden alleen maar oog hebben voor de negatieve gevolgen van een optimistisch mensbeeld en een losbandig vrijheidsbegrip, niet voor „de cultuurmachten.” Met die machten bedoelt Schuurman sinds zijn publicaties over de huidige cultuur als een Babelcultuur (jaren tachtig) de wereld van wetenschap, techniek en economie.

Maar klopt het wel wat Schuurman over het conservatisme zegt, en is hij wel volledig? Het valt op dat Schuurman zichzelf tegenspreekt. Hij verwijt de conservatieven dat ze „de negatieve kanten van de secularisatie van de cultuur ontkennen.” Maar hij merkt ook op dat Kinneging wil terugkeren tot „de oude deugden van de Griekse wereld en de latere christelijke wereld.” Wanneer je van mening bent, zoals Kinneging en met hem alle conservatieven, dat het verval van de westerse beschaving is ingezet met het afscheid van het christelijk geloof, kun je natuurlijk niet tegelijkertijd van mening zijn dat de secularisatie geen negatieve gevolgen heeft gehad.

Schuurman vereenzelvigt het conservatisme met rechts neoliberalisme, en denkt daarom dat het geen weerwoord heeft op de machten van economie en techniek. Deze karikatuur is wijd verbreid, maar staat wat lelijk als die uit de pen van een hoogleraar komt van wie toch mag worden verwacht dat hij de literatuur bijhoudt over de onderwerpen waarover hij publiceert. Een jaar geleden is, bijvoorbeeld, een bundel met portretten van conservatieve denkers verschenen die niet alleen de diversiteit van het conservatisme duidelijk maakt, maar ook laat zien hoe er binnen deze politieke filosofie altijd veel aandacht is geweest voor de zorg voor natuur, milieu en schepping (Thierry Baudet en Michiel Visser, red., ”Conservatieve vooruitgang”, uitg. Bert Bakker).

Maar het vervelendst in het betoog van Schuurman is nog wel dat hij schijnt te denken dat conservatieve politiek per definitie niet christelijk is. Hij onderscheidt christelijke politiek, die verworteld is in het genoemde ”grondmotief”. Daarnaast heb je de conservatieven, die het voor de helft hebben begrepen. Dat die conservatieven er veel meer van hebben begrepen dan Schuurman wil erkennen, is nog tot daar aan toe; erger is dat Schuurman niet verdisconteert dat er ook conservatieven zijn die juist vanuit hun christelijk geloof tot conservatieve posities komen. Zij hebben zich verenigd in het Christelijk Conservatief Beraad, dat een jaarlijks congres en huiskamerkringen organiseert om het gedachtegoed bekend te maken en te verbreiden.

Christelijke conservatieven gaan ervan uit dat de democratische rechtsstaat en een vrijemarkteconomie zeer goed en belangrijk zijn, maar dat deze alleen goed functioneren wanneer zij gebaseerd zijn op een cultureel fundament van waarden en deugden. Mensen zijn de dragers van die waarden en deugden, en deze worden overgedragen in instituties als familie, gezin, vereniging, school en (vooral) de kerk. En dat morele fundament kan alleen in stand blijven wanneer die waarden en deugden geïnspireerd en gedragen worden door het christelijk geloof.

Christelijk conservatieven zien God als de hoogste Soeverein, aan Wie alles voorafgaat. Hij is het Die zegt: „Ik zal zijn, Die Ik zijn zal” (Ex. 3:14). En ook: „Hetzij dan dat gijlieden eet, hetzij dat gij drinkt, hetzij dat gij iets anders doet, doet het al ter ere Gods” (1 Kor. 10:31). Ons leven, ons politiek handelen, staat in dienst van die God, Die er was eer de bergen geboren waren.

Het christelijk conservatisme wil de oorzaken van het morele verval in de samenleving bestrijden. Een van die oorzaken is het hedonistische, postmoderne denken dat God dood heeft verklaard en de mens en zijn geneugten in het middelpunt stelt. Deze geestelijke verschraling is een oorzaak van het verdwijnend normbesef. De Engelse psychiater Theodore Dalrymple deed ooit de typerende uitspraak: „Er moet wel iets mis zijn met het hart van de mensen dat zij zich op zo’n ontaarde manier gedragen.”

Christelijke conservatieven streven niet in eerste instantie naar partijpolitieke macht maar naar invloed voor hun ideeën. Waarbij zij liever samenwerken met gelijkgestemden dan dat zij de hobby van het narcisme van het kleine verschil beoefenen, zoals onder christenen al te vaak gebruikelijk.

De auteurs vormen het bestuur van het Christelijk Conservatief Beraad.

Volgers