30 maart 2011

Bart Jan Spruyt: De staat moet neutraal zijn, niet seculier.

Voor de niet-Volkskrantlezers, hier het heldere opinieartikel van Bart Jan Spruyt over kerk, staat, religie en gelijkheid.


De scheiding van kerk en staat betekent eenvoudig dat de kerk niet mag regeren en dat de overheid geen geloof mag dicteren.
In het debat over ‘kerk en staat’, politiek en geloof, vallen steevast grote woorden. Op instigatie van de Kamerleden Jeanine Hennis (VVD) en Tofik Dibi (GroenLinks) gaat de Tweede Kamer een ‘meer beschouwend debat’ aan dit onderwerp wijden.

Dan zal het dus gaan over de vrijheid van godsdienst (artikel 6 Grondwet) en over de scheiding van kerk en staat, die niet in de Grondwet wordt genoemd maar toch als een belangrijk grondprincipe van onze rechtsstaat geldt. De misverstanden rondom dit onderwerp hopen zich echter op.

Misverstanden
Velen denken dat een neutrale overheid betekent dat de overheid seculier, godsdienstloos, moet zijn. Geloof is best, maar achter de voordeur, niet in de publieke ruimte. Dit standpunt is een vergissing. Het seculiere standpunt is niet neutraal, maar even goed een levensbeschouwelijke keuze. Neutraal wil zeggen onpartijdig, en dat betekent dat alle levensbeschouwingen in principe dezelfde ruimte krijgen om er te zijn en zich te uiten.

Velen denken dat de scheiding van kerk en staat betekent dat gelovigen geen politieke standpunten mogen uitdragen die op hun geloof gebaseerd zijn. Zo zouden gelovigen zich niet tegen abortus of euthanasie mogen uitspreken omdat zij dan andere mensen iets zouden willen verbieden op grond van hun geloof. Wie zich vóór abortus en euthanasie uitspreekt, creëert evengoed een maatschappelijke werkelijkheid die gebaseerd is op levensbeschouwelijke keuzes.

Geloofsvervolging
De scheiding van kerk en staat betekent eenvoudig dat de kerk niet mag regeren en dat de overheid geen geloof mag dicteren. Een democratische rechtsstaat verhoudt zich niet met een theocratie en niet met een overheid die in het leven van de kerk ingrijpt.

De kerk mag de overheid niet dwingen alle andere geloven ‘te weren en uit te roeien’, en de staat mag burgers niet dwingen een bepaald geloof aan te hangen. De laatste vervolging van gelovigen in ons land had plaats in de 19de eeuw, toen een Oranjevorst (Willem I) en een liberale minister van Justitie (Van Maanen) christenen vervolgden die een nieuw kerkgenootschap stichtten.

Gelijkheid
Wanneer de staat geen geloofsovertuiging mag opleggen, mag zij verenigingen en kerkgenootschappen ook niet onder het juk van een levensbeschouwelijk principe laten doorgaan.

Nu is dat vooral het gelijkheidsprincipe, vastgelegd in art. 1 Grondwet, dat zich zowel tegen de SGP als tegen de rooms-katholieke kerk en de joodse gemeenschap dreigt te keren (als de sociaal-liberalen van D66, GroenLinks en de VVD hun zin krijgen).

De Grondwet zelf geeft aan dat de vrijheid van godsdienst en vereniging wordt begrensd door de wet. Art. 1 regeert niet over de klassieke grondrechten, zoals regering en Tweede Kamer in twee grote debatten hebben uitgesproken. Er is geen rangorde in de grondrechten.

Islam
Een ‘meer beschouwend debat’ over staat en geloof is nauwelijks mogelijk omdat de nodige irritatie aan de behoefte aan dat debat ten grondslag ligt. In de jaren negentig leken we af te stevenen op een religieloze publieke ruimte: de secularisatie ging onverminderd door en het CDA was uit het centrum van de macht gemanoeuvreerd.

Maar het CDA bleek toch nog levensvatbaar en een nieuw geloof, de islam, bleek zich assertief te manifesteren.

De discussie zoals die nu wordt gevoerd, is eigenlijk volledig te danken aan de aanwezigheid van de islam. Over religieuze symbolen achter gemeentebalies is nooit enige ophef gemaakt, omdat dat ook niet nodig was. Een kruisje of keppeltje riepen geen wantrouwen op, een hoofddoekje (blijkbaar) wel.

Rituele slacht
Het verzet tegen het ‘vrouwenstandpunt’ van de SGP komt voort uit de zorg dat een (veel grotere) islamitische partij vergelijkbare standpunten zal gaan huldigen.

Het verzet tegen de rituele slacht komt voort uit verontwaardiging over de slachtpraktijk onder moslims. Sinds de komst van de islam is het niet meer mogelijk, zo blijkt, om nog net zo ongeclausuleerd voor de vrijheid van godsdienst, onderwijs, vereniging en rituele slacht te zijn als daarvoor.

En als je op basis van een relativistische levensovertuiging in gelijkheid gelooft - en dus alle geloven even erg of even mooi vindt - dan kun je het niet over de islam hebben maar alleen over religie in het algemeen.

Dat ‘meer beschouwende debat’ moet volgens de sociaal-liberalen uitmonden in het schrappen van de vrijheid van godsdienst. Dat is erg vreemd.

Willekeur
Een klassiek grondrecht is geen toevallige, welwillende concessie van de overheid aan burgers, die op een gegeven moment net zo goed weer kan worden ingetrokken, maar is van de burgers en beschermt hen tegen de willekeur van de staat of tegen een toevallige meerderheid van seculiere, liberale, blanke burgers die zich nu nadrukkelijk roeren en in feite even tiranniek een levensbeschouwing willen opleggen als de eerste de beste theocraat.

Dat voorstel om art. 6 Grondwet te schrappen noopt ook tot enig wantrouwen. De voorstanders zeggen dat gelovigen al vrijheid van meningsuiting en vereniging hebben en dat de vrijheid van godsdienst daarom overbodig is. Maar als deze artikelen materieel samenvallen, waarom dan die moeite gedaan om art. 6 te schrappen?

Te belangrijk voor politici
Blijkbaar is er iets anders aan de orde. Wanneer je art. 6 schrapt kun je het geloof gaan zien als ook maar een mening. En dat is het niet.

En tot slot: zo’n ‘meer beschouwend debat’ is zeer welkom, maar laat het alsjeblieft niet door politici worden gevoerd. Die willen - als zo’n debat al niet direct verzandt in genant gekissebis over hoofddoekjes - immers altijd een wet maken, en dus iets gebieden of verbieden.

Het onderwerp kerk, staat, geloofsvrijheid is te belangrijk om aan politici over te laten.

Bart Jan Spruyt is historicus, publicist en voorzitter van de conservatieve Edmund Burke Stichting.

Reuring rondom een steenuil

Column Jan van Klinken van afgelopen week.

28-03-2011 08:00 | Jan van Klinken |

Al heb ik dan nog nooit in het struikgewas gelegen om de kuifkoekoek of de grote gele kwikstaart te bewonderen, dat wil niet zeggen dat ik onverschillig sta tegenover alles wat groeit en bloeit. Geloof me, ik heb echt het beste met onze flora en fauna voor. Ik vind zelfs dat er al veel te veel is opgeofferd aan de moderne afgod die vooruitgang heet. Twijfelt u toch vooral niet aan mijn groene hart.

Graag wil ik dat even vooraf duidelijk maken omdat het gaat over de reuring die deze week in de gemeente Neder-Betuwe ontstond rondom een steenuil. Elders in deze krant kunt u er meer over lezen. Een halve nieuwbouwwijk in het dorp Ochten moet wachten op uitvoering omdat daar een dergelijke uil in de olmen huist. Met alle respect voor vogelminnend Nederland, maar dat vind ik echt bij de wilde spinnen af.

De feiten zijn als volgt. De betreffende grond waar nieuwbouw Triangel is gepland, had tot 2008 een agrarische bestemming. Geen steenuil die het in zijn kop haalde zich daar te vestigen. Toen besloot de gemeente Neder-Betuwe de dringend gewenste uitbreiding van Ochten daar te plannen. Een handige projectontwikkelaar was iedereen voor geweest en had alvast de percelen opgekocht.

Er heerste daar in dat gebied plotseling een serene rust en dat stond meneer (het zou gaan om een mannetje) steenuil wel aan. Hij verkende het gebied eens en besloot er domicilie te gaan houden. In een leegstaand hok fabriceerde hij een nest en vanaf dat moment was Triangel van hem. Het was een wereldstek.

Nietsvermoedend legde de gemeente Neder-Betuwe het bestemmingsplan ter inzage. Zoals dat gaat, dienden omwonenden allerlei bezwaren in maar die leken vrij overkomelijk. Totdat te elfder ure een natuurliefhebber met Jan Steenuil aan kwam. Hij had hem persoonlijk gespot en vond het toch wel erg spijtig dat meneer zijn territorium in Ochten dreigde kwijt te raken. De bezwaarmaker beriep zich op de Flora- en faunawet, die voorschrijft dat bedreigde diersoorten recht hebben op een vervangend leefgebied.

De projectontwikkelaar had ineens een serieus probleem. Hij wist precies hoe laat het was. Maar als echte polderbewoner deed hij waar wij met z’n allen zo goed in zijn: proberen de zaak in der minne te schikken. De bezwaarde natuurman kon worden gerustgesteld en besloot zich bij het bouwplan neer te leggen. Dat betekende dat hij zijn bezwaarschrift introk.

De projectontwikkelaar dacht toen dat hij de slag om Triangel had gewonnen, maar hij had de immer consciëntieuze ambtenaren van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (El&I) over het hoofd gezien. Die hadden via een verzoek om ontheffing lucht gekregen van de steenuil en zetten hun hakken in de Betuwse rivierklei. Geen denken aan dat die uil de wijk moest nemen voor een halve woonwijk, een kerk en een school voor speciaal onderwijs. Waren ze in Neder-Betuwe een haartje betoeterd?

Ja, zegt u misschien, maar die uil vindt daar in de buurt toch vast wel een ander leefgebied? Dat heeft u dan heel goed gezien. Zo gaat dat in de natuur. Als een steenuil maar een holle boom vindt of een verlaten schuur en ook nog volop voedsel in de buurt weet, is hij dik tevreden. Daarbij is het goed om te weten dat steenuilen dol zijn op muizen. En die zijn bijna nergens zo talrijk voorhanden als in het rivierengebied.

Is die hele Flora- en faunawet dan onzin? Nee, dat ook weer niet. Als alle gemeenten en projectontwikkelaars maar ongestoord konden doordenderen, zou het er voor al het wriemelend, kruipend en vliegend gedierte niet best uitzien. Zeker beschermde diersoorten zouden zich dan buitengewoon moeilijk kunnen handhaven. Die hebben vaak specifieke omstandigheden nodig om te kunnen overleven. Vandaar dat de Flora- en faunawet de eis stelt een vervangend leefgebied te creëren. Probleem opgelost, zou je denken. Neder-Betuwe heeft vast wel ergens een verloren terrein waar de steenuil zich thuis voelt en dan is iedereen weer gelukkig.

Maar dat was opnieuw buiten het ministerie van Landbouw gerekend. Die compensatie had de gemeente vooraf moeten regelen en wie daar achteraf mee aankomt, moet op z’n blaren zitten. Ja, sputterde de gemeente natuurlijk tegen, maar toen we dat bouwplan vaststelden, zat die uil er nog helemaal niet en konden we dus ook geen vervangend leefgebied aanwijzen.

Een redenering die iedere Nederlander die tot tien kan tellen, zal moeten bijvallen. Maar wat jammer, Haagse logica werkt anders. Daar wordt de wet gehanteerd en daarmee basta. Vraag nu niet of de opstellers van de wet deze situatie niet hadden kunnen voorzien en vraag evenmin waarom niemand naderhand op de gedachte is gekomen deze kronkel in de wetgeving recht te trekken, want u bent niet van het ministerie en dan kunt u dat onmogelijk doorgronden.

Intussen zitten de betrokkenen met een enorme schadepost. Peren groeien er volop in de Betuwe maar op deze gebakken exemplaren zitten ze niet te wachten. En hoe luidkeels ze ook protesteren, vanuit de ministeriële gewelven echoot steeds datzelfde, angstaanjagende refrein: oehoe!

Én liefhebben én brandmerken

De column van Jan van Klinken van 2 weken terug (vervolg op vorige over Segers en Jansen)

19-03-2011 | Jan van Klinken

Ben je een watje als je een mos­lim die je slaat, de andere wang toekeert? Of moeten we de aan­hangers van de islam juist onze tanden laten zien?
Vorige week beloofde ik op die vragen terug te komen naar aanleiding van de discussie tijdens het recente Con­servatief Café in Gouda. Daar trad de bekende arabist Hans Jansen aan om zijn licht te laten schijnen over de ware gedaante van de islam.
Als andere spreker fungeerde Gert-Jan Segers, directeur van het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie.Hans Jansen schetste vooral hoe onbarmhartig de leer van de islam ten diepste is. De belijders zelf zuchten onder de knoet van de imams, afvalligen zijn vogelvrij en wie er niet bij hoort, is net zo veel waard als een hond of een varken.

Kortom, vanuit het Midden-Oosten hebben we weinig goeds te verwachten. Een weinig opwek­kend beeld voor wie bedenkt dat we inmiddels zo’n 850.000 moslims in ons midden hebben.

Om het beeld nog wat scherper aan te zetten, vergeleek Jansen de ware bedoelingen van de islam met die van het christendom. In plaats van de stormram ter hand te nemen behoren christenen hun vijanden lief te hebben. Zo staat het althans in de Bijbel. Die kanttekening moet er wel even bij geplaatst worden. Want zo veel geloofsgenoten die het beste met hun vijanden voorhebben en hun de andere wang aanbieden, ken ik eerlijk gezegd niet.

Maar dat even terzijde. Het gaat erom hoe de leer in elkaar steekt. Dat is voorwaar niet onbelangrijk. Of je iedere keer wordt ingepeperd dat je ongelovigen de keel mag doorsnijden en homo’s van flatgebouwen moet duwen of dat je hun eeuwig behoud op het oog dient te hebben, dat maakt nogal verschil.
Het onderscheid in benadering is dus duidelijk. Daar was in Gouda dan ook geen dispuut over.
Wel blijft de vraag hoe we met het gevaar van de islam moeten omgaan.
Misschien moet ik beginnen met de constate­ring dat er weinig tot geen chemie was tussen Jansen en Segers. Dat is op zich vrij bijzonder, want beiden staan behoorlijk kritisch tegenover de islam en beiden kennen deze cultuur van nabij omdat ze beiden een tijd in Caïro hebben gewoond. Jansen studeerde er terwijl Segers in deze stad werkzaam was voor de Gereformeerde Zendingsbond (GZB).
Het was met name Jansen die een kloof creëer­de. De arabist is overduidelijk van mening dat de CU veel te soft is tegenover de islam en alleen al om die reden wilde hij niet graag met zijn oppo­nent door één deur. Segers leek op zijn beurt zijn best te doen om dat vermaledijde imago in stand te houden. Volgens hem zit er weinig anders op dan de aanwezigheid van moslims in ons land te accepteren en er verder het beste van te hopen.
Overbodig te zeggen dat Hans Jansen gruwde van zo veel misplaatst optimisme. Zachte heel­meesters maken in zijn ogen stinkende wonden.

Zwak was wel dat hij niet kon of wilde aangeven welke gevolgen hij dan aan zijn standpunt ver­bindt. Moeten al die moslims terug naar Anatolië en het Rifgebergte? Of wil hij bijvoorbeeld alle moskeeën laten dichtspijkeren? Dat bleef alle­maal vrij duister.
Dat was eigenlijk best jammer, want een avond­je islam bashen kan de geesten wel opscherpenmaar wat betekent het innemen van een radicaal standpunt voor de praktijk van alledag?

Volgens mij reikt Jansen zelf het begin van de oplossing aan als hij zegt dat christenen zich on­derscheiden van moslims door de naaste liefde­rijk te bejegenen. Althans, als ze doen wat Jezus hun voorhoudt. Dat mag dan soft overkomen, het is essentieel in het christelijk denken. De strijd aanbinden met negatieve emoties zoals daar zijn jaloezie, haat en wraakzucht kost strijd en tijd. Maar dat laat onverlet dat de opdracht op dit punt duidelijk is.
Vervolgens is er een opdracht voor de overheid en die luidt totaal anders. Zelfs als je Romeinen 13 nog nooit hebt gelezen, kan iedereen dat zelf bedenken. Een soldaat of politieman die zijn tegenstander de andere wang toekeert, zal im­mers alleen maar aan bijdragen aan de chaos. En een rechter die verdachten de zegen geeft omdat hij vindt dat hij hen als naaste moet liefhebben, biedt slechts vrij baan aan onrecht.
Kortom, christenen die Turken, Marokkanen en wie dan ook bewogen en betrokken tegemoet tre­den, zijn helemaal geen watjes of naïevelingen.
Een organisatie als Evangelie & Moslims heeft dat heel goed begrepen.
Maar zodra we het publiek domein betreden, mag er geen misverstand over bestaan dat hier geen plaats is voor de islam in zijn gruwelijke gedaante. Dat mag de overheid best luid en duidelijk uitdragen. Ik zou er bijvoorbeeld he­lemaal geen moeite mee hebben als er voorlich­tingscampagnes werden georganiseerd waarin de sharia en vergelijkbaar gedachtegoed uit de Koran als ontoelaatbaar zouden worden bestem­peld. Gewoon klip-en-klaar brandmerken. Dan weet iedere nieuwkomer meteen waar hij aan toe is. Al tientallen jaren worden we publiekelijk voorgelicht over veilig verkeer. Waarom dan niet een permanente campagne voor een veilige sa­menleving, voor een omgeving waarin je zonder problemen soft kunt zijn?
Laat nieuwkomer meteen weten waar hij aan toe is.

23 maart 2011

Frank Furedi en Micha de Winter hebben gelijk

De Britse socioloog én toonaangevende linkse intellectueel Frank Furedi heeft het bij het rechte eind.
Zijn boek “De terugkeer van het gezag. Waarom kinderen niets meer leren”, moet ik nog bij mijn boekhandel ophalen. Maar het interview in het Katholiek Nieuwsblad van afgelopen week geeft mij genoeg redenen het met deze man eens te zijn.Frank Furedi

“Onderwijs is het veiligstellen van de erfenis van het verleden. En wel op een manier die je niet noodzakelijk voorstaat in het openbare leven, waar je veel meer open moet zijn voor innovatie, nieuwe ideeën en het radicaal in twijfel trekken van de dingen."
Het laatste deel van deze stelling mag je als “progressief” beoordelen.
Maar in onderwijsland en in de pedagogiek wordt het misschien wel eens tijd voor het radicaal afzweren van een aantal door de jaren gegroeide misverstanden.
En naar het enorme aantal “rugzakleerlingen” moet mijns inziens op een –voor deze tijd- vernieuwende wijze worden gekeken. Door rond deze thema’s progressief te werk te gaan kunnen we misschien terugkomen bij een conservatieve interpretatie van gezag, opvoeding en onderwijs.

Zomaar wat citaten uit het interview met Furedi;

“Volwassenen slagen er niet in hun rol serieus te nemen. Dat is weer verbonden met het feit dat we er cultureel niet in slagen onze erfenis van menselijke prestaties serieus te nemen. Of je nu leraar bent of ouder, het idee dat je iets belangrijks te melden hebt aan jonge mensen wordt gezien als niet meer zo relevant."

"De oorzaak van dit misverstand is het idee dat naarmate de wereld verandert, kennis van het verleden minder relevant schijnt. De obsessie met nieuwheid leidt tot de devaluatie van wat we in het verleden tot stand hebben gebracht."

Zijn ervaringen met het medicaliseren van leerproblemen liegt er ook niet om. En juist ook hierin val ik Furedi van harte bij. Met 3 kinderen op het basisonderwijs, waarvan één in groep 8, hoor je wel eens wat. Gelukkig ervaren en horen wij, als ouders, veel positieve verhalen van onze kinderen over school, henzelf, vriendjes en vriendinnetjes. Echter soms wordt je ook geconfronteerd met situaties en verhalen die je minder goed doen stemmen.

Situaties, waarin ik mij toch stellig afvraag of er nog respect is voor de meester en de juf (hoe gebrekkig zij ook kunnen zijn in hun taak). Of dat ouders per definitie hun kinderen geloven en met de vinger al snel naar “de school” of “de meester”wijzen.
Sterker nog; waar aan tafel in het bijzijn van de kinderen leerkrachten of andere gezagsdragers door het slijk worden gehaald.
Situaties dat ik denk: “heeft tegenwoordig elk kind ADHD of zo?” , “zijn er nog normale gezinnen in deze samenleving?”

Onlangs vertelde de directeur van de basisschool mij dat er een cartoon in onderwijsland rond gaat waarin een kind hard staat de huilen en zegt: “iedereen heeft wat, maar ik niet…..”

De opvoeding thuis en cultuur-en kennisoverdracht in het onderwijs gaan kapot aan de medicalisering en psychologisering van onderwijsvormen en bijbehorende leerproblemen.

Over medicalisering van leerproblemen zegt Furedi het volgende: “Er is een groeiend domein van extra begeleiding. In sommige scholen die ik bezocht heb, had één op de drie kinderen een medicatie. Het behandelen van al die leerproblemen is vaak een manier om te ontkomen aan het echte probleem: hoe je kinderen onderwijst, hoe je hen zover krijgt dat ze naar je luisteren, hoe je op hun verbeelding werkt. In plaats daarvan krijg je medische interventies.
Ik geef de schuld niet aan de onderwijzers. Het centrale probleem is de pedagogie, de onderwijstheorie, die beheerst wordt door de doelstelling kinderen te motiveren. Kijk, motiveren is vreselijk belangrijk, maar het roept logisch een voorafgaande vraag op. Namelijk: waarmee? Ik vind dat we de inhoud te weinig serieus nemen. In plaats daarvan gaan we het zoeken in pedagogische trucjes, alsof kinderen hondjes op twee benen zijn.
Motivatie komt voort uit goed intellectueel onderwijs, het is geen vaardigheid die daarvan los kan staan."


Gisteren (22-03) gaf hoogleraar pedagogiek Micha de Winter in De Volkskrant ook een prachtige impressie van de medicalisering en ADHD.

Citaat: 'De overheid haalt steeds meer uit de kast om individuele risicogevallen op te sporen. ‘Bij sommige programma’s worden alle schoolkinderen gescreend op psychische problemen. Als je hoog scoort op zo’n testje, kun je op assertiviteits- of faalangsttraining worden gestuurd. Of de ouders moeten op opvoedingscursus. En dat alles zonder dat een diagnose is gesteld, alleen op basis van een simpele screening’, zegt De Winter. Wie zich hiertegen verzet, is meteen verdacht. ‘Ik hoorde laatst het verhaal van een moeder wier zoontje ADHD zou hebben. Toen ze tegen de leerkracht zei dat jongetjes van 7 soms een beetje druk zijn, stond ze meteen in het dossier als een zorgmijdende moeder. Micha de winter

Volgens deze hoogleraar heeft slechts 1 op de 10 kinderen met ADHD een echte stoornis.En zijn de andere 9 een verzinsel van onzekere ouders en leerkrachten. Dit zou het gevolg zijn van de individualisering van de maatschappij waarbij gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het welzijn van kinderen verleden tijd is. Ouders komen daardoor te veel alleen te staan en schieten in een opvoedingskramp als het even anders gaat met hun kind.

“Als je zegt dat een kind een stoornis heeft, hoef je niet meer zo sterk naar je eigen rol als ouder of leerkracht te kijken. Je ontslaat jezelf van verantwoordelijkheid", aldus De Winter.

En weet u niet wat er allemaal voor stoornissen zijn? Kijk dan op deze website balansdigitaal.nl

Om, als u het zelf nog niet heeft, spontaan ADHD van te krijgen!

Over de gezagscrisis een andere keer meer. (na het lezen van het boek van Furedi)


12 maart 2011

Bidden voor vervaarlijke opponent

De column van Jan van Klinken van vandaag

12-03-2011 08:52 | Jan van Klinken

Je ontkent het bestaan van God op de meest brute wijze, je haat alles wat naar religie zweemt tot in de haarvaten van je bestaan, je vindt het je levenstaak een verzengende strijd aan te binden met het christendom, het jodendom en de islam. En dan krijg je kanker. Slokdarmkanker nog wel. Je staat oog in oog met de dood.

Word je dan milder? Beperk je je tot de dingen die er echt toe doen in het leven? Of tuimel je misschien zelfs in een peilloos diep gat, zodat je alles uit je handen laat vallen?

Niet alzo de Amerikaanse schrijver Christopher Hitchens. Als godloochenaar is hij in de VS zowel gevierd als gevreesd. Medestanders bewieroken hem vanwege zijn gave een miljoenenpubliek aan zich te binden, zijn belangrijkste tegenstanders, christenen, verafschuwen de nietsontziende wijze waarmee hij alles wat hun dierbaar is dwaas en verachtelijk probeert te maken.

Hitchens beschouwt zichzelf niet in de eerste plaats als atheïst. Hij vindt die term ontoereikend. Want atheïsme betekent alleen maar dat je het bestaan van God ontkent. Je zou atheïst kunnen zijn en tegelijk de idee van een opperwezen dat alles heeft geschapen en alles bestuurt wel sympathiek vinden. Om iedere gedachte in die richting uit te sluiten, noemt Hitchens zichzelf een ”antitheïst”. Dat gaat dus nog een stapje verder. God bestaat niet, maar mag ook niet bestaan. Als Hij wel bestond, zou Hij almachtig zijn. Dat zou ronduit verschrikkelijk zijn want dan waren we overgeleverd aan een despoot, een tiran.

Zoals gezegd gruwen Amerikaanse christenen van deze man. Omdat hij vaak in het nieuws is vanwege zijn provocaties en zijn charisma proberen ze het nodige tegengas te geven. Er zijn zodoende al heel wat publicaties aan hem gewijd. Die zijn soms pittig getoonzet.

Maar nu hij kanker heeft, staan zijn opponenten voor een dilemma. Moeten ze doorgaan met hem te vuur en te zwaard te bestrijden? Kunnen ze aanvoeren dat zijn ziekte op zijn minst een vingerwijzing van hogerhand is? Of zullen ze juist nu voor hem in gebed gaan? En zo ja, mogen ze dan bidden om genezing, of dienen ze vooral te vragen of hij in de laatste fase van zijn leven tot inkeer komt?

Het laat zich aanzien dat de stroming die vindt dat je om zijn bekering moet bidden verreweg de overhand heeft. Het gaat boven alles om het heil van zijn ziel, om zijn toekomstige bestemming. Er is zelfs een gebedsdag voor Hitchens uitgeroepen.

Ik moet zeggen dat die oproep me wel wat deed. Volgens mij hebben onze geloofsgenoten aan de andere kant van de oceaan de Bijbel op dit punt heel goed begrepen. Christenen krijgen daarin immers mee dat iemand je wel zware slagen kunt toebrengen, maar dat dan zelfverloochening past, en niet wraakzucht.

Enkele weken geleden was ik toehoorder in het inmiddels roemruchte Conservatief Café (zie 3e foto op 3e rij van voren met bril zit Jan van Klinken aandachtig te luisteren /WCB) in Gouda, waar de gestaalde arabist Hans Jansen zijn talrijke gehoor bijbracht hoe perfide de wereld van de islam in elkaar steekt. Hij toonde overtuigend aan dat deze wereldgodsdienst leidt tot een meedogenloos systeem, in de eerste plaats voor de belijders, maar vooral voor degenen die er niets van moeten hebben en al helemaal voor hen die zich ervan afkeren. Het uitoefenen van wraak, het elimineren van tegenstanders, het neersabelen van zondaren –met de zegen van de geestelijkheid is het de taak van alle trouwe aanhangers van de islam. Dat berust niet op de visie van een op hol geslagen imam in de periferie, maar het is het hart, de kern van deze religie.
Hans Jansen, die zelf rooms-katholiek is, zette dat alles af tegen de centrale noties van het christendom. Vandaar dat ik hem en zijn bijdrage aan de avond in Gouda opvoer. Want daarmee zijn we weer terug bij de Amerikaanse christenen die bidden voor een van hun meest vervaarlijke tegenstanders. Geen fatwa’s, geen fysieke bedreigingen, geen kromzwaarden, maar gunnende liefde

Zoiets kan natuurlijk overslaan in zelfgenoegzaamheid en een gevoel van superioriteit. Wat zijn wij weer goed en wat zijn zij toch slecht. Wie die neiging voelt opkomen, verliest uit het oog dat christenen, net als joden, moslims en alle andere mensen op deze wereld, in de praktijk van alle dag het telkens weer hopeloos verprutsen. Neem de seksuele schandalen in de Rooms- Katholieke Kerk of de eindeloze ruzies en kerkscheuringen in protestantse kringen. Nee, er is weinig reden om ons boven wie dan ook verheven te voelen.

Tegelijk is er niets mis mee om te onderstrepen dat de christelijke godsdienst zich op cruciale punten onderscheidt van de islam. Dat mag Hans Jansen van mij gerust hardop doen. En als er dan mensen zijn die dat verschil op indrukwekkende wijze in de praktijk brengen –zoals die Amerikaanse christenen– is er alle reden om dat te signaleren.

Wel zou de vraag kunnen rijzen of we dan niet te soft zijn. Betekent het Amerikaanse voorbeeld wellicht een aansporing voor christenen om zich als watjes te gedragen? Moeten we soms ook niet gewoon onze vuist laten zien? Boeiende vraag, waarover een volgende keer meer.

10 maart 2011

(On)opvallend -Uit het Spoor-

Vorige week bereikte mij een zorgelijk, doch niet geheel verbazingwekkend, bericht.

De zoon van een "In het Spoorman", die voor de eerste maal de gang naar de stembus mocht maken stemde #uitovertuiging PVV. Zwaar "ontspoord" dus.

Er bestaat, voor zover u het niet weet, binnen de uiterst orthodoxe kringen der SGP een Stichting tot Bevordering van de Staatkundig Gereformeerde beginselen.
In deze stichting zijn een aantal mensen verenigd die de leuze "Na Zandt gingen alle beginselen aan de kant" zouden kunnen voeren.
Deze leus voeren ze niet maar ze zijn, zoals hun periodiek heet "In het Spoor" gebleven.
Met name het herziene vrouwenstandpunt, invoering en gebruik van het vrouwenkiesrecht, de samenwerking met de Christenunie en het niet geheel praktisch uitvoeren van artikel 36 van de Nederlandsche geloofsbelijdenis (uitroeien van valsche godsdiensten) zijn de mannenbroeders een doorn in het oog.

Sommige (bestuurs)leden van deze stichting hebben afgelopen jaren hun sympathie voor Geert Wilders niet onder stoelen of banken gestoken.

Al in 2007 zegt Drs. P. H. op ’t Hof, voorzitter van de Landelijke Stichting ter bevordering van de staatkundig gereformeerde beginselen, dat hij op veel praktische punten uit bij standpunten van Wilders: „Soms neem ik mijn petje af voor deze man.” Ook laat Op ’t Hof weten „dat alle goddeloze boeken verboden zouden moeten worden” en dat „elke zuivere mohammedaan die de sharia en de Koran serieus neemt een potentiële terrorist is.”
En op de jaarvergadering 2010 reageerde Op ’t Hof op een vraag hoe de gereformeerde gezindte invulling moet geven aan de strijd tegen de islam. Hij stelde dat „liefde voor de mohammedaan als mens” noodzakelijk is, maar dat dit gepaard moet gaan „met een volstrekte afwijzing van het mohammedanisme” voor wat betreft alle uitingen in het openbare leven. „Het is mij een raadsel waarom de SGP principieel gezien niet voor een verbod op openbare verkoop van de Koran heeft gestemd.” (RefDag)

In 2007 deed Op 't Hof in het Reformatorisch Dagblad enkele uitspraken over SGP-jongeren en liberalen. In gesprek gaan met "andersdenkenden" is not done.
citaat: Als het aan de voorzitter van de stichting ligt, nodigen de SGP-jongeren niet langer andersdenkenden uit voor debatavonden. „Laten ze zich eerst eens verdiepen in de eigen beginselen en de geschiedenis. Ik vraag me regelmatig af waar de kennis is gebleven. Daarom roep ik de SGP-jongeren ertoe op eerst zelf een fundament te bouwen, voordat ze hun oor te luisteren leggen bij liberalen of progressieven.”

Op internet is de doelstelling van de Stichting niet te vinden. Maar zou één van de doelstellingen in hun missie nu echt zijn om hun jongeren (oh nee.. alleen jongens natuurlijk) in de armen van Geert Wilders te drijven?

Dat zal toch niet waar zijn?

De jongelingen van deze club; niet in het spoor maar helaas ontspoord.


En de jongedochters mogen (nog) niet stemmen...

Verlangen naar vrijheid (..)

En Jan's column van afgelopen week.


Verlangen naar vrijheid in Egypte net zo sterk als wens „dood aan de Joden”

05-03-2011 07:18 | Jan van Klinken |

Wij mensen zijn zo beperkt dat we de grootst mogelijke moeite hebben het heden te begrijpen. Laat staan de dingen die komen gaan. Daarom kunnen we maar beter niet achter degenen aanhollen die menen met grote zekerheid iets over de nabije toekomst te kunnen zeggen.

En juist nu is die verleiding groot. Immers, wat is er gaande in het Midden-Oosten en waartoe gaat de huidige onrust leiden? Zijn al die verlichte despoten uitgeregeerd? En dient zich werkelijk een feest van uitbundige democratisering aan?

Dat zou tot vreugde moeten stemmen, maar dat gevoel wil bij mij nog niet erg loskomen. Wellicht ben ik er net iets te sceptisch voor. Of beter: zo ben ik geworden. Grootvader put uit zijn jeugd. Ooit stelde ik de toenmalige Oost-Europakenner, Martin van den Heuvel van de Universiteit van Amsterdam, in alle nederigheid de vraag hoe groot hij de kans achtte dat het communistische Oostblok als een kaartenhuis in elkaar zou storten. Van den Heuvel had zelf jarenlang in Moskou gewoond en kende het Kremlin als zijn broekzak. We leefden nog in de tijd van de Koude Oorlog en er was geen enkel zicht op enige val van welke muur dan ook. In mijn onnozelheid dacht ik dat in deze regio misschien ooit een andere wind zou gaan waaien. De mensen daar keken toch ook tv en was het dan werkelijk ondenkbaar dat het systeem aan interne vermolming ten onder zou gaan?

Het antwoord van Van de Heuvel was niet voor tweeërlei uitleg vatbaar: ten enenmale uitgesloten. Nee, wie dacht dat daar een revolutie mogelijk was, zat ernaast. Zeker, er waren veranderingen gaande. Maar het systeem zelf was in beton gegoten. Geen denken aan dat de communistische reus ooit van zijn voetstuk zou vallen.

Een paar jaar later kukelde het ganse Oost-Europese bastion ineen. Die reus van Van den Heuvel bleek lemen voeten te hebben. Het hele systeem was als een pudding in elkaar gezakt. Het ondenkbare gebeurde en in een tempo dat het iedereen duizelde.

We weten allemaal hoe de vlag er nu bij hangt. De communistische heilsstaat is veranderd in een kapitalistisch bolwerk. Voor de bevolking betekent het dat zij van de ene ellende in de andere is terechtgekomen, maar feit is dat een half werelddeel volledig van gedaante is veranderd.

Ik wil maar zeggen dat zelfs de best ingevoerde deskundigen in het duister tasten als ze in de glazen bol staren die toekomst heet. En verder lijkt me voldoende aangetoond dat alle panelen op het wereldtoneel kunnen schuiven, geen enkele uitgezonderd. Wie had 25 jaar geleden kunnen denken dat Afghanistan nog eens een trefpunt voor westerse hulpverleners zou zijn, Irak de bloedige arena van sjiieten en soennieten en grote delen van Libië verboden terrein voor de narcistische leider Gaddafi?

Alles is dus mogelijk. En niets is zeker. Nou ja, niets… We hebben het profetische woord, dat zeer vast is en dat ons nogal wat inzicht biedt in de ontwikkelingen op deze aardbol. Weliswaar is men het in reformatorische kring lang niet in alles eens over de uitleg. Maar welk eindtijdscenario men ook hanteert, Israël speelt daarin een centrale rol. Je moet de Bijbel welhaast op z’n kop lezen om niet tot de slotsom te komen dat aller ogen aan het einde van de wereldgeschiedenis gericht zullen zijn op Jeruzalem.

Als dat zo is, is er alle reden om de ontwikkelingen die zich nu in het Midden-Oosten aandienen, met argusogen te volgen. Want er is toch werkelijk een ongekend turbulente episode aangebroken. Nu het ene na het andere regime in deze regio lijkt te vallen en het volk het voor het zeggen krijgt, gaan we heel wat meemaken.

Om de gedachten te bepalen, een paar recente gebeurtenissen. Op het befaamde Tahrirplein in Caïro klonk uit duizenden kelen de roep om verlost te worden van Mubarak. Wat zwaar onderbelicht bleef, was dat ook „dood aan de Joden” werd gescandeerd. Kennelijk leeft die wens daar net zo sterk als het verlangen naar vrijheid.
Nog zoiets. Nadat Mubarak de kuierlatten had genomen, dook onmiddellijk ene Yusef al-Qaradawi van de moslimbroederschap op. Deze geestelijk leider was ooit naar Qatar verbannen vanwege zijn extreme islamitische ideeën maar hij roerde meteen de trom toen de kust veilig was. Op hetzelfde Tahrirplein eiste hij voor een juichende menigte de opheffing van „de Israëlische blokkade van de Gazastrook” en schreeuwde hij dat het volk „de revolutie nimmer meer uit handen mocht geven, dat moslims Jeruzalem moesten bevrijden.” Volgens de enkele journalist die gewoon zijn werk bleef doen en zich niet liet meeslepen in de euforie, spatte de haat uit zijn ogen en vonden de massaal toegestroomde Egyptenaren het allemaal prachtig wat deze griezel uitkraamde. Als ik even een vraag mag stellen: Hoe ziek is je geest als je na tientallen jaren verbanning mag terugkeren naar je vaderland en je niet begint met een oproep tot het tellen van de zegeningen, maar met het zaaien van haat tegen het enige normale land in de regio?

Kortom: de beer is los in het Midden-Oosten. En dat zal Israël weten. De rest is koffiedik kijken. Maar op de afloop kunnen we onmogelijk gerust zijn.

CDA , ga eens buurten

Sorry, ik loop 2 weken achter met de column van Jan van klinken.

Vandaag, ruim een week na de PS-verkiezingen, vraag ik mij af of de Christenunie ook niet eens moet gaan buurten.....


Bij deze de column van 26 februari jl.

26-02-2011 08:49 | Jan van Klinken
Religieuze partijen hebben zichzelf overleefd. Dat vindt historicus en bijzonder hoogleraar George Harinck. Hij is een goed gereformeerd man die het beste met partijen als het CDA, CU en SGP voorheeft en ventileert die opvatting zeker niet om eens lekker christenen te jennen. Hij ziet onder studenten dat de religieuze kleur van een partij jongeren weinig meer zegt. Ze maken hun keuze op heel andere gronden, zelfs al ze zichzelf als christen beschouwen.

Ik laat de principiële kant van deze kwestie even voor wat hij is en wil vooral inzoomen op een bepaald aspect. Als illustratie bij zijn betoog voert Harinck de teloorgang van het CDA op. Die laat volgens hem zien dat het tijdperk van christelijke partijvorming voorbij is. En daar lijkt hij een serieus punt te hebben. Het CDA staat er immers dramatisch voor in de peilingen en lijkt zodoende af te stevenen op een nieuwe, zeer smadelijke nederlaag. Hoe moet dat ooit nog goed komen in een tijd waarin de ontkerstening steeds verder om zich heen grijpt?

Inderdaad, een somber perspectief. Toch ziet Harinck volgens mij een belangrijk punt over het hoofd, waardoor het allemaal nog wel eens mee zou kunnen vallen. In zijn redenering maken kiezers een afweging op basis van standpunten en identiteit. Ze zoeken de partij die het beste bij hen past. Voor een deel van de kiezers is dat zeker het geval. Maar voor de almaar uitdijende categorie zwevende kiezers gaat die vlieger helemaal niet op, hoe spijtig dat ook is. Die kijkt vooral welk kopstuk hun aanstaat. Is het iemand die charisma en een vlotte babbel heeft, die vertrouwen wekt, dan moet hij of zij wel heel rare standpunten huldigen wil de persoon niet de doorslag geven.

Zo valt de huidige neergang van het CDA goed te verklaren. Neem de lijsttrekker voor de Eerste Kamer, Brinkman. Hij heeft de uitstraling van een robot en hoort onmiskenbaar tot de mastodonten. Wat hij ook aan aansprekende standpunten zou verkondigen, het zal zijn score niet baten.

Verder heb ik eens het lijstje met Tweede Kamerleden doorgenomen. Voorzitter is Van Haersma Buma. Hij zal vast heel bekwaam zijn maar zijn bekendheid is volgens mij minimaal. Ook onder de fractieleden zijn er maar weinig die enigszins boven het maaiveld uitsteken. En wie is er partijleider? Wie is het gezicht van de partij? Toch niet Verhagen, mag ik hopen? Maar wie dan wel?

In combinatie met het gegeven dat veel kiezers kicken op personalities is het niet zo vreemd dat het CDA in de hoek zit waar de klappen vallen. Dat komt niet zozeer door het christelijk karakter van de partij, maar heeft alles te maken met de bleke uitstraling van haar leidslieden.

Het is om dezelfde reden dat ik me om CU en SGP niet zo veel zorgen maak. Ook in die hoek van ons democratisch bestel telt onbetwist mee wie er de trom roeren. Natuurlijk doen de standpunten er voor hun kiezerspotentieel meer toe dan bijvoorbeeld voor die van het CDA, maar als ook zij het moeten doen met van die bleke voormannen, kunnen zij het net zo goed schudden.

Juist daarvan is geen sprake. Wellicht dat Rouvoet nog wat extra charisma zou kunnen gebruiken, maar hij is in ieder geval een uitgesproken partijleider, iemand die de CU een scherp profiel weet te geven. En in debatten is hij ijzersterk. Niet voor niets riep de parlementaire pers hem in 1995 uit tot politicus van het jaar. Hij is wat je noemt een politiek zwaargewicht. Als ik het goed begrijp, is Voordewind intussen in zijn kielzog bezig zich te ontwikkelen tot iemand van soortgelijk kaliber.

Bij de SGP hebben ze het met Van der Staaij evenmin slecht getroffen. Hij zal misschien niet zo snel zalen in vervoering brengen, maar je kunt onmogelijk van hem zeggen dat hij een bleekneus is. In grote debatten, zoals pas over de nieuwe Afghanistanmissie, of aan tafel bij Pauw & Witteman onderscheidt hij zich met ragfijne analyses en messcherpe reacties.

De nieuwe man, Dijkgraaf, kende ik eerlijk gezegd niet zo. Ik had ’m een beetje gemist. Tot begin deze week. EO-presentator Tijs van den Brink liet hem maandagmiddag in het radioprogramma Dit is de Dag reageren op de aanval van GroenLinkssenator Platvoet. Die meende dat de SGP zich pas in een Kamerdebat had uitgesproken tegen het ritueel slachten door moslims, terwijl zij Joden hun gang wilde laten gaan. Op grond daarvan beschuldigde de GroenLinkspoliticus de staatkundig gereformeerden van godsdienstdiscriminatie.

Het was werkelijk een genoegen om te horen hoe Dijkgraaf zijn tegenstander alle hoeken van de studio liet zien. Dat hij daarbij de vriendelijkheid zelf bleef, maakte het optreden alleen maar sterker. Toen begreep ik waarom hij volgens een onderzoek van nrc next als de beste nieuwkomer in de Tweede Kamer kwam. Ja, die kunnen ze wel om een boodschap sturen. Ik denk niet dat Platvoet na de uitzending op de schouders van Van den Brink heeft moeten uithuilen, maar het was wel helder dat het bommetje dat hij in elkaar had geknutseld om de SGP te beschadigen, vakkundig was gedemonteerd.

Als ik het CDA een goede raad mag geven, zou ik zeggen: Kijk eens om de hoek bij de naaste buren hoe ze daar met talent omgaan. Kan de partij echt iets van leren.

Volgers