30 oktober 2009

Dialoog moslim- en refoschool in Rotterdam

Bron: Nederlands Dagblad

ROTTERDAM - De reformatorische en islamitische scholengemeenschappen in Rotterdam gaan de dialoog aan om te ontdekken wat zij als minderheden in de samenleving voor elkaar kunnen betekenen.

Het eerste overleg tussen de Ibn Ghaldoen en het reformatorische Wartburg College, woensdag over een week, mondt mogelijk uit in een uitwisselingsprogramma tussen beide scholen: islamitische scholieren vertellen op de reformatorische school over hun geloof en cultuur, en leerlingen van de reformatorisch school gaan naar de Ibn Ghaldoen.

Dat is volgens Wim Büdgen, voorzitter van de centrale directie van het Wartburg College, een betere manier om integratie te bevorderen dan de methode die de SP in de Tweede Kamer voorstaat. Die wil het bijzonder onderwijs een acceptatieplicht opleggen, zodat christelijke en islamitische scholen gedwongen worden leerlingen van alle levensovertuigingen op te nemen.

Op 10 november vindt een eerste oriënterend gesprek plaats, laat Büdgen weten. ,,We kijken wat ons bindt, maar zullen ook zeker de verschillen benoemen. Dat mag een zekere scherpte hebben. We moeten daar eerlijk over zijn.'' De centraal directeur erkent dat een dergelijke toenadering gevoelig kan liggen bij de achterban. ,Maar onze ouders zien ook wel degelijk de noodzaak van intergratie.''

Ibn Ghaldoen was in het jaar 2000 de eerste islamitische school voor voortgezet onderwijs in Nederland. De school kwam in de opstartfase negatief in het nieuws, omdat de onderwijsinspectie zich aanvankelijk ernstig zorgen maakte over de kwaliteit van het onderwijs. De contacten met het Wartburg College zijn ontstaan doordat de scholen elkaar over en weer visiteren (bezoeken om de kwaliteit te beoordelen). ,,Bij punten waarop we door de Inspectie voor het Onderwijs zwak beoordeeld worden, kijken we hoe we dat kunnen verbeteren'', legt Büdgen uit.
____________________________________________________
Comment CF:

TIP voor Büdgen : Stuur uw nieuwe docent dr.B.J. Spruyt mee. Die kan voor de scherpte in de dialoog zorgen.

Zelf weet ik nog niet wat ik van dit initiatief moet denken....
Vraag me af wat de scholen kan binden...
Zou bijna denken dat Gert Jan Segers (WI CU) langs is geweest....

28 oktober 2009

Dag Govert.

Bij het ouder worden verdwijnen er met een zekere regelmaat vertrouwde stemmen, geluiden en personen uit je leven.

Zonder al te sentimenteel te doen beleefde ik zo'n moment afgelopen namiddag in de auto op weg naar huis. Ik was getuige van het laatste half uur radio met Govert van Brakel op Radio 1.

Mijn herinneringen aan de stem van Govert gaan terug naar begin jaren '80. Toen ik als kleine jongen aan tafel met mijn vader naar "Hier en Nu" van de NCRV luisterde en de stem van Govert tot de bekende stemmen in mijn leven ging behoren. De tijd van EO's Tijdsein en de Land-en tuinbouwberichten. De dagelijkse momenten dat er in ons gezin naar de radio werd geluisterd waren de tijden van de nieuwsrubrieken en het ANP-nieuws. Zonder TV bleven we toch van het wereldnieuws op de hoogte en waren we niet alleen van het RD afhankelijk. (sommige mensen begrijpen nog steeds niet hoe je zonder TV toch van alles in het wereldnieuws op de hoogte kon zijn )
De afgelopen 10 jaar was het op weg naar naar huis bij mij soms zappen tussen BNR en Radio 1. Bij Govert van Brakel bleef ik toch meestal hangen.

Zijn nuchterheid, zijn humor, zijn correctheid, zijn woordspelingen, zijn objectiviteit, kortom zijn hele presentatie was onderscheidend en maakte Govert tot éen van mijn geliefde radio-presentatoren.
Niet links en niet rechts, wel NCRV-bloed in zijn aderen, dat proefde je in zijn programma's.

Jammer dat we Govert moeten gaan missen op de radio.
Vanmiddag tussen 6 en half 7 was er een mooie compilatie te horen. Om 18.29 uur eindigde Govert met zijn afscheidszin: ..."een mooie avond".

Afscheid nemen doet altijd beetje pijn.

Zelfs van een oude radiopresenator die ik nog nooit ontmoet heb.



27 oktober 2009

Stoepjesvegende burgers

Soms ben je zakelijk wel eens met iets bezig wat op zo’n dagelijks moment heel commercieel en praktisch voor je is maar waarnaar je op een ander moment ( in de auto op weg naar huis) op zoek gaat naar de diepere betekenissen van zo’n ontwikkeling.

Waar ik op doel: De betrokkenheid en de daaraan verbonden verantwoordelijkheid van de burger aan zijn habitat. Mooi samengevat in het woord “Bewonersparticipatie”
Vorige week waren we als “groene buitenruimte-expert” betrokken bij een overleg in een schitterende middeleeuwse stad welke echter, zoals iedere stad, ook zijn probleemwijken kent. (sorry maar ik heb een enorme hekel aan het woord prachtwijken of krachtwijken… ik kan namelijk de pracht en de kracht van zulke wijken nog steeds niet inzien… en bestempel deze woorden dan ook als zeer utopisch)

Het was een overleg over de regisserende rol van de gemeente en de bewonersparticipatie in het openbare gebied van wijken.Nu ben ik een goot voorstander van bewonersparticipatie. En omdat ik niet veel zie in een grote en krachtige overheid waarin ambtenaren alles voor hun burgers regelen en oplossen is dit een interessante ontwikkeling.
Maatschappelijke structuren die vanuit individuele krachten de doelstelling–een mooie en fijne leefomgeving- behalen verdienen een brede politieke steun en dienen vanuit marktpartijen ondersteund te worden. Vanuit het perspectief van de civil society vormt bewonersparticipatie een belangrijke rol in het schoon en leefbaar houden van wijken.
Het vraagt voor de drie betrokken partijen wel een geheel andere instelling en aanpak.

De bewoners.
Er zijn in een wijk gechargeerd gezegd drie soorten bewoners. Bewoners welke (zoals vroeger iedereen deed) elke zaterdagmiddag de stoep aanvegen en het onkruid in tuin en stoep verwijderen. De tweede categorie zijn burgers die als er in oktober de eerste bladeren zijn gevallen binnen een week de wijklijn gaan bellen met de vraag of de gemeente nu eens niet een keer dat blad komt opruimen. De derde categorie bewoners interesseert het helemaal niet hoe de wijk, de stoep of de achtertuin er uit ziet.
Vorig jaar heb ik nog van een rijtjeshuis in een Rotterdamse wijk een achterdeur gezien waar een boom van 6 jaar tegen was gegroeid. De achterdeur was dus al 6 jaar niet open geweest…..)

Het feit dat er wijken zijn waar allemaal bewoners van één van de voorgenoemde categorieën wonen, laten we maar even buiten beschouwing.

Wat onze straten nodig hebben zijn toch echt de bewoners van de eerste categorie. Burgers die zelf een bijdrage willen leveren aan die fijne leefomgeving en niet alleen hun eigen straatje schoonvegen maar ook dat van hun buurvrouw die dat niet meer kan. Burgers die zich zelf verantwoordelijk voelen en als ze iets zien wat hun eigen kennis en vermogen te boven gaat niet scheldend de wijklijn bellen maar constructief met de gemeente en/of aannemer in gesprek gaan.
En juist deze categorie burgers missen we zo zeer. In achterstandswijken zien ze er het belang niet van in, enkele ideologische individuen uitgezonderd. En in vinexwijken nemen de tweeverdieners er geen tijd voor. Waar we de meeste verantwoordelijke burgers nog tegenkomen zijn de jaren ’70 wijken waar nette 55+ -ers wonen, die hun ouders nog het straatje hebben zien schrobben met bleekwater en waarvan nog wat van dit soort nuttige (voor sommigen zelfs truttige) bezigheden tussen de oren en in de handen zijn gebleven.

Zonder deelname van minimaal 40 % van deze bijna uitgestorven soort bewoners is iedere bewonersparticipatie in een wijk gedoemd te mislukken.

De gemeente.
Ook voor het gemeentelijke apparaat schept deze aanpak een andere wijze van denken en regisseren.
Het ambtenarenkorps zal moeten worden uitgedund. Laat het gehele uitvoerende werk ( van design tot construct) over aan de marktpartijen die expertise in huis hebben, willen innoveren en brede ervaring hebben. De ambtenaren die nog blijven krijgen een toezichthoudende taak en een makelaarsrol tussen marktpartijen en de politiek en/of tussen de burger en de politiek. Vanuit politiek beleid worden er doelstellingen geformuleerd en wordt de kwaliteit in een beeldbestek of prestatiecontract omschreven. Aan de hand van opgestelde KPI’s zal de aannemer worden getoetst op kwaliteit van zijn werk én zijn rol. Vakkennis is voor deze ambtenaren geen must meer. Communicatie en vertrouwen in burger en dienstverlener worden de toverwoorden voor deze ambtenaren.

Als bewoners betrokken worden bij planvorming voelen zij zich serieus genomen en gaan ze inzien dat het participeren in een wijkcomité, buurtvereniging of het maken van gezamenlijke avondwandelingen directe invloed geven op de leefbaarheid in de wijk.
Vertrouwen hebben in de aannemer en dit ook uitdragen is voor veel ambtenaren een brug te ver. Aannemers zijn voor sommigen per definitie criminelen die niet te vertrouwen zijn. We kunnen allemaal de voorbeelden noemen waaraan deze gedachten ten oorsprong liggen. En die kan menig aannemer nog niet ontkennen ook….
Toch gaan we andere tijden beleven met elkaar.

Oplossingsgerichte aanbieder.
Onlangs hoorde ik van een directeur van een aannemingsgroep in buitenruimtebeheer dat hij geen aannemer is maar een “oplossingsgerichte aanbieder”.
Deze mooie naam is precies de rol die de marktpartijen in zullen moeten gaan nemen in het openbare gebied. Bij een gemeente die in vertrouwen het beheer van de leefomgeving van haar burgers aan zijn aannemer overlaat. Voor bewoners en gemeentelijke opdrachtgever moet je niet alleen vaktechnisch je mannetje staan maar ook communicatief en innovatief. Organiseer als “oplossingsgerichte aanbieder” opzoomerdagen, stel een emailadres open voor vragen, zit samen met burgers aan tafel bij wijkontwikkelingsplannen, initieer plantenacties enz. enz. Marktpartijen kunnen (ook in het kader van duurzaam en maatschappelijk verantwoord ondernemen) hier een grote faciliterende rol in vervullen die ook commercieel zijn vruchten kan gaan afwerpen.

In vertrouwen alles samen doen wordt het motto in de habitat van de homo sapiens anno 2010. Gemeente, bewoners én marktpartijen. Ieder met zijn eigen expertise en betrokkenheid

Echter mijn grootste zorg blijft:

Zijn er nog wel voldoende stoepjesvegende en onkruidwiedende burgers in dit land?






.

23 oktober 2009

Meedoen in Babylon, maar dat niet normaal vinden

Na een drukke werkweek en vandaag een zonnige vrije dag met het gezin in het bospark Kasteel Groeneveld te Baarn hebben we gelukkig de column van Jan van Klinken nog om op deze weblog door te zetten.
Jan, weer bedankt, want ik heb het te druk gehad om zelf wat blogs te formuleren.


PS. Vergeet u niet om u aan te melden voor het Conservatief Café van 5 november op www.conservatiefcafe.nl

Meedoen in Babylon, maar dat niet normaal vinden

Beurzen die omlaag en omhoog schieten, banken die in nood verkeren of zelfs omvallen, bedrijven die diep in de rode cijfers duiken of juist weer opveren, consumentenvertrouwen dat daalt of misschien toch weer iets toeneemt – er gaat geen dag voorbij of de media brengen dit soort berichten. In deze tijden van crisis wordt iedere rimpeling in de economische vijver meteen geregistreerd en uitvergroot.

Het laat zich gemakkelijk verklaren. Als de economie stagneert, voelen we dat allemaal. Onze inkomsten nemen af en in het ergste geval komen we bij de Voedselbank terecht. Geen wonder dat de economische toestand in het brandpunt van de belangstelling staat.

Tegelijk kan het geen kwaad om de vraag te stellen of het wel zo logisch is dat christenen daarin volledig meegaan. Prof. dr. Johan Graafland maakte daarover in Terdege van vorige week een aantal behartigenswaardige opmerkingen. Hij pleit voor een eigen, op de Bijbel geënte visie.

Iemand die daar al eens een aanzet toe heeft gegeven, is de Hattemse cultuurfilosoof dr. F. de Graaff. Je komt zijn naam eigenlijk niet vaak meer tegen en dat is jammer. Wat hij heeft nagelaten, gaat ergens over. In de loop der jaren ben ik overal mensen tegengekomen die dat ook al heel lang vinden. Het bijzondere is dat ze zich in allerlei kringen bevinden. Van evangelisch tot zeer bevindelijk-gereformeerd.

Eentje wil ik nu alvast wel noemen. Dat was mr. L. J. M. Hage, oud-docent van de Driestar en schoonzoon van de bekende ds. G. H. Kersten. Een denker van formaat. Hij vond De Graaff „een fijnproever”, „iemand die het diabolische (duivelse, JvK) van deze tijd als weinig anderen doorziet”, zo liet hij me eens weten.

De Graaff studeerde theologie en was onder andere predikant in Rotterdam en Hattem. In laatstgenoemde plaats kochten vrienden voor hem de pastorie, de Gaedsberg (Godsberg). Zodoende kon hij er na zijn emeritaat blijven wonen. De Graaff overleed in 1993 op 75-jarige leeftijd. Hij behoorde tot de confessionele richting in de Hervormde Kerk.

Aan afnemers had hij als predikant geen gebrek. In zijn hoogtijdagen zaten er in Rotterdam wel 1500 mensen in de kerk. Zijn luisteraars kwamen dan ook van heinde en verre om hem te horen.
Zijn bekendste boek, ”Als goden sterven”, heeft als uitgangspunt Psalm 82. De Graaff vond daarin een geheim dat hij meende te kunnen ontrafelen. De psalm gaat over goden die zich vergrepen hebben. Daarom zullen ze sterven als een mens. Het is de straf voor hun ongehoorzaamheid.

De kanttekeningen zeggen dat met goden gedoeld wordt op rechters. Zij hebben gesold met het recht en dat rekent God hun zwaar aan. Dat zou de uitleg van deze psalm zijn. Maar De Graaff kan daarin niet meegaan. Hij wijst erop dat de goden volgens de psalm zullen sterven. Dat is hun vonnis. Zouden zij (de goden) zich beter van hun taak hebben gekweten, dan zouden ze dus niet aan de dood onderworpen zijn geweest. Dat kan, aldus De Graaff, nooit op toenmalige rechters van toepassing zijn geweest want die waren net zo sterfelijk als iedereen.

De Graaff houdt het erop dat de goden uit deze psalm echt hebben bestaan. Ze waren ”tussenwezens” die de hun opgelegde grenzen overschreden hebben en daarom zijn ze geëindigd als mensen. Een nogal speculatieve exegese die niet wegneemt dat De Graaff een punt had. Psalm 82 bevat een mysterie dat de knapste uitleggers voor grote raadsels stelt.

Hoewel zijn theorie over de tussenwezens aanvechtbaar is, zet dat niet meteen het hele gedachtegoed van De Graaff op losse schroeven. De rode lijn in zijn denken is dat de mensheid pijlsnel op de afgrond afkoerst doordat ze de toevlucht heeft genomen tot de techniek. Daarmee hebben wij mensen de maat die ons door God is opgelegd, overschreden. We denken dat de techniek een zegen is maar in werkelijkheid is ze een vloek die ons uiteindelijk in het verderf zal storten. De techniek zal volgens De Graaff onbeheersbaar blijken. De oude Grieken hadden dat al vroeg door. Er zijn sterke aanwijzingen dat zij wisten hoe je stoom kon omzetten in kracht, maar intuïtief moeten ze hebben aangevoeld dat de consequentie van deze ontwikkeling bedreigend voor de mensheid zou kunnen zijn. Daarom lieten ze de toepassing rusten.

De moderne mens lacht om de benepen reserves van de oude Grieken en denkt het leven in al zijn facetten te kunnen (gaan) beheersen. De uitloper van deze ontwikkeling is volgens De Graaff de computer. Toen hij daarover schreef was dat nog een uit zijn voegen gebarsten rekenmachine, maar hij voorspelde dat het apparaat steeds intelligenter zou worden en om die reden ons leven en ons bestel zou gaan domineren. De Graaf zag de perfectionering van de techniek als de laatste zet van de hinderaar (satan) in een ultieme poging God schaakmat te zetten.

Zijn critici hebben hem verweten dat hij de techniek lijkt te beschouwen als een autonoom monster dat buiten toedoen van de mens een eigen weg gaat. De Graaff ontkende dat overigens. Het is volgens hem inderdaad de mens die aan de knoppen draait, maar de techniek heeft zo’n verleidelijk gezicht dat de demonische kant daardoor gemakkelijk over het hoofd wordt gezien of op de koop toe wordt genomen.

Moeten christenen zich dan maar terugtrekken in een reservaat en een gemeenschap vormen zoals de amish in Amerika hebben gedaan? Nee, daar zag hij helemaal niets in. Het zich krampachtig afsluiten van de buitenwereld kon volgens hem niet de bedoeling zijn. Wel bepleitte hij een leven zoals Daniël in Babylon: meedoen maar wel afstand nemen. Integreren en toch apart te staan. Babylon was en bleef een verbanningsoord. Vandaar dat Daniël dagelijks bad met open vensters naar Jeruzalem.

Zo zouden volgens De Graaff ook christenen in deze wereld moeten staan. Wel deelnemen aan het bestel, maar dat nooit normaal gaan vinden omdat het systeem God-loos is.

Dat is in een notendop de visie van De Graaff op de moderne cultuur. Welke rol daarin de economie speelt, houdt u nog tegoed, evenals een zinderend conflict dat zich in de jaren negentig rondom zijn cultuurvisie afspeelde.

23-10-2009 19:09 | Jan van Klinken

16 oktober 2009

Vrijheid, blijheid – maar niet heus

Wat is het toch fijn als in een drukke werkweek anderen je eigen gedachten mooi kunnen vertolken in een column.
Vers van de pers: De column van Jan van Klinken.


Het mailtje dat de RMU deze week haar leden toestuurde met het verzoek steun te betuigen aan de actie tegen de openstelling van winkels op zondag, deed me onmiddellijk denken aan de uitzending van het tv-programma Pauw en Witteman met SGP-fractievoorzitter Van der Vlies.

De staatkundig gereformeerde voorman werd een week of wat geleden doorgezaagd over genoemd thema en moest het daarbij opnemen tegen het VVD-Kamerlid Elias. Die probeerde op een zeer gewiekste manier Van der Vlies weg te zetten als intolerante ayatollah en deed voorkomen alsof het in deze kwestie louter vrijheid, blijheid is.

Ogenschijnlijk presenteerde Elias zich als de redelijkheid zelve. Hij wilde de SGP’er zeker niet het recht ontzeggen om op zondag naar de kerk te gaan, als die maar op zijn beurt afbleef van de zondagsbesteding van anderen. Waar Van der Vlies dat recht wel vandaan haalde? Dat Elias en consorten op zondag wilden winkelen, daar had de SGP’er toch geen last van? Van der Vlies mocht van hem doen wat hij wilde, maar hij moest al die anderen vrijlaten in hun bezoek aan woonmalls en koopgoten. Zij doen dat uit vrije wil, net als de winkeliers er zelf voor kiezen open te gaan en werknemers zelf uitmaken of ze op die dag willen werken.

Voor zover Van der Vlies hem toen niet al van voldoende repliek diende, kan Elias nu voor een weerwoord terecht bij de actie Winkelrust. Die wordt niet alleen door de christelijke organisaties CGMV, CNV en RMU gevoerd maar –let wel– ook door de FNV. Dat zou het VVD-Kamerlid toch wat te zeggen moeten hebben. Want je kunt de FNV van alles en nog wat verwijten, maar niet dat het theocraten zijn die hun visie graag aan de rest van Nederland willen opdringen (zoals Elias de SGP verwijt).

Dat vind ik dan ook meteen het sterke van deze actie. Het laat zien dat er helemaal geen sprake is van leven en laten leven of van vrijheid, blijheid. Elias en de zijnen mogen er dan wel voor pleiten om elkaar vrij te laten in de besteding van de zondag maar in werkelijkheid gaat de vrijheid van de een ten koste van de vrijheid van de ander.

Die ander is in dit geval de winkelier dan wel zijn werknemer. Beiden kunnen namelijk weinig kanten uit. Als de concurrent van de winkelier zijn deuren opent, pikt hij wel mooi jouw klanten af. En werknemers die de zondag liever op een andere manier doorbrengen dan bij hun baas, hebben evenmin weinig te kiezen. Er is dan ook keihard sprake van afgedwongen keuzes.

Er is nog een reden waarom de actie mij aanspreekt. Vorige week had ik het over de schrijfster Marion Pauw, die hekelde dat orthodoxe religies de neiging hebben regels en regeltjes belangrijker te vinden dan de centrale boodschap. Bovendien is een deel van die regeltjes volgens haar even onbegrijpelijk als zinloos. Als voorbeeld noemde zij het verbieden van het ophangen van de was op zondag.

Vooropgesteld zij dat Pauw helemaal gelijk heeft dat regelzucht een bedreiging is, ook voor het christelijk geloof. En als ze bedoelt te zeggen dat de zin van veel regeltjes onduidelijk is, kunnen we ons dat gerust aantrekken want als het Pauw niet helder is, zal dat voor nog veel meer mensen gelden. En het is ook zeker waar dat een deel van de regeltjes een eigen leven is gaan leiden en kampt met overgewicht.

Maar dat wil niet zeggen dat we dan maar meteen allerlei leefregels overboord kunnen gooien. Om bij de rustdag te blijven: het koesteren van de zondag is niet een vreemdsoortige hobby van zwartekousenkerken, zoals het eerdergenoemde Kamerlid Elias het ongeveer voorstelde.

Ik zou zeggen: Zie de petitie Winkelrust van de vier vakorganisaties. Zij voeren bijvoorbeeld aan dat winkelrust op zondag lucht geeft aan de zelfstandige winkeliers en dat het een eind maakt „aan het verplicht vrijwillig werken door winkelpersoneel op zondag.” Verplicht vrijwillig: dat is dus de praktijk in plaats van die eigen vrije wil van Elias.

En verder: winkelrust geeft ruimte aan de zondag als een waarde(n)volle dag van rust, reflectie, bezinning en ontmoeting. Tot slot haalt winkelrust „de druk van de ketel voor andere sectoren om ook op zondag aan de slag te gaan”, aldus de petitie.

Ooit woonde ik een discussie bij waarbij iemand refo’s voor de voeten gooide dat ze de zondag als rustdag willen handhaven omdat „jullie God dat zo graag wil.” De man voegde eraan toe: „Hij vindt dat kennelijk prettig.” Het antwoord zou nu kunnen zijn: „Belt u de FNV maar.” Daar kunnen ze haarfijn uitleggen waarom de rustdag niet een gril is van een hogere macht, maar een waardevolle instelling.

Als ik het eens cynisch mag zeggen, zou ik al die Eliassen graag willen toevoegen dat ze vooral moeten doorgaan met het afschaffen van alle traditionele leefregels. In de jaren zestig meende de vernieuwingsbeweging dat de seksuele moraal maar moest worden herzien. Overspel? Moet kunnen. Echtscheiding? Geen punt. Pedofilie? Ach, als het in vrijheid gebeurt, is er niets op tegen.

De meest vrijgevochten types stichtten communes om te laten zien dat de vrije liefde echt bestaat. Nou, dat heeft niet lang geduurd. Ze kwamen van een ijskoude kermis thuis. Het o zo bejubelde concept bleek in de praktijk een nachtmerrie.

Intussen weten we dat ook het afschaffen van de andere regels een ramp is geworden. De ellende die de grootschalige echtscheidingspraktijk heeft veroorzaakt, is immers met geen pen te beschrijven. Bedankt, zou ik zeggen. Als u nog eens wat weet.

Niet iedereen vindt dat christenen, om essentiële leefregels te behouden, moeten samenwerken met seculiere organisaties die toevallig op dat ene onderdeel gelijkgezind zijn. Gelegenheidscoalities, worden ze wel genoemd. Als bezwaar wordt wel genoemd dat ze gemakkelijk leiden tot verwatering van het eigen standpunt.

Maar als het waar is dat christenen niet met stokpaardjes in de weer zijn maar het belang van de naaste op het oog hebben, zou ik niet weten waarom je dat belang niet samen met anderen zou mogen en misschien zelfs wel moeten beschermen.

16-10-2009 20:18 | Jan van Klinken

15 oktober 2009

Scheurende Zuil

In het Reformatorisch Dagblad wordt al enkele weken gediscussieerd over de opstelling van orthodoxe christenen in de hedendaagse maatschappij. Dit alles onder de (overigens totaal verkeerd gekozen titel) Christenen onder vuur.
Deze titel veronderstelt m.i. een defensieve houding.
Maar goed.
Vandaag in een ingezonden brief mijn reactie op het artikel van zaterdag 10 oktober in het RD.

Jammer dat de laatste 2 zinnen in de krant zijn weggelaten.
Ook het door mij gebruikte woord refo-dom is voor het RD wellicht wat te rebels en is door de redacteur gewijzigd in "eigen zuil".
Hieronder mijn originele versie.

De refozuil vertoont scheuren. En daar zijn velen onder ons niet blij mee. Dat eigen bastion was nu juist zo lekker veilig. We leiden binnen ons refo-dom een stil en gerust leven. En al slapende holt het zuiltje van binnen (materialisme, jeugdcultuur) en van buiten (secularisering, gelijkheidsdenken) uit. Ook een eigen partij, krant, provider en refo-omroep houden het niet tegen.

Er komen gelukkig steeds meer opiniemakers onder ons die positiefkritisch durven te kijken naar de eigen zuil en oproepen tot een actieve deelname aan het debat in de seculiere media. Dat is ons decennialang vreemd geweest en leidde zo maar al te vaak in farizeïsch wetticisme en interne discussies over futiliteiten. We lieten de deelname aan het seculiere debat graag over aan enkele orthodox-christelijke politici. Daarom verdient de oproep van drs. van der Schans, ds. Kater en dr. Van Lieburg onze brede steun.
Of deze christelijk-conservatieve daadkracht gestalte moet krijgen in een apart studiecentrum of denktank vraag ik mij zeer af. Er zijn toch organen en platforms genoeg die activiteiten op dit gebied zouden moeten en kunnen ontwikkelen?
We moeten als orthodoxe christenen durven én leren om de vensters naar de wereld open te zetten en onze boodschap in duidelijke hedendaagse taal uit te leggen. Het ontbreekt bij ons echter vaak aan de door ds. Kater genoemde assertiviteit en eendracht. We gaan namelijk graag weer intern discussiëren over dogma’s, denken lijdelijk dat we de strijd toch al verloren hebben en zoeken niet graag de samenwerking met mensen van buiten ons refodom. Zo blijven we een makkelijke prooi voor de gelijkheidsdenkers van onze tijd. Weerstand zal er steeds meer komen, maar collectief en met open vizier strijden tegen gelijkheidsdenken, D’66 invloeden en islamisering is zeer hard nodig.
Het World Congress of Families afgelopen zomer in Amsterdam was een goed voorbeeld hoe deze daadkracht gestalte kan krijgen.


14 oktober 2009

Teken nu de petitie vóór winkelrust !

Winkelrust

Op initiatief van alle vakbonden in Nederland is er deze week een actie gelanceerd met als titel winkelrust.

Alle economische, sociale , principiële en Maatschappelijke argumenten zijn bij elkaar gezet en hebben geresulteerd in een collectieve actie van Reformatorisch Maatschappelijke Unie tot en met FNVbondgenoten, om de twee uitersten maar eens te noemen.

Dat we deze actie moeten steunen behoeft geen verder betoog.
Dus tekenen die petitie! Op deze site.






.

10 oktober 2009

Lucas, wat ga je doen?

Gisteren heeft het Kabinet besloten dat de extra zetel in Europa voor de PVV zal zijn. Nederland heeft recht op deze zetel omdat het Verdrag van Lissabon per 01-01-2010 van kracht zal zijn.
De PVD ( Thieme) is teleurgesteld maar het kabinet vindt dat de zetel naar een reeds zittende partij moet gaan. Daarmee krijgt de PVV 5 zetels in Brussel/ Straatsburg.

De Christelijk-Conservatief Lucas Hartong zal nu verzekerd zijn van een nieuwe functie.

Alleen de grote vraag is: Wat gaat Lucas doen?
Van zijn 4 collega's is afgelopen maanden weinig meer vernomen. Zijn ze ondergedoken en strijken ze alleen een vorstelijk salaris op?; (iets wat zij anderen verweten). Geert Wilders excuseerde zich al tijdens de algemene beschouwingen toen hij het verwijt kreeg dat de PVV-ers in Europa werden gemist bij stemmingen. Hij zou zijn eurofractie er op aanspreken en gaan toezien dat dit "niet weer zou gebeuren".
Op de website van de PVV-europa is ook bitter weinig te lezen over het werk van Madlener en zijn mannen. Alleen een berichtje
vorige week maakte kenbaar dat de PVV tegen het voorstel om de visumplicht voor de Westelijke Balkan af te schaffen is. En verder zoeken ze nog vele beleidsmedewerkers. Het zou natuurlijk ook kunnen dat het ontbreken van medewerkers om beleid te maken tot gevolg heeft dat de fractieleden zelf maanden nodig hebben om in de boeken en archieven te duiken om te weten te komen "waar het in Brussel nu om gaat'. In dat geval zullen we dus nog even geduld moeten hebben.

Maar terug naar de christelijk-conservatief-theoloog Lucas Hartong. Hij zei me afgelopen voorjaar dat hij veel zin in die functie had en dat hij ervoor ging om het joods-christelijke geluid in Brussel te doen weerklinken. Tegen de Islamisering en vereniging van Europa.
In dat geval zou hij in SGP- eurofractielid Bas Belder een medestander vinden. Al betwijfel ik of Bas Belder zich in wil laten met de PVV.
Feit is dat Bas Belder in zijn alleenstaande positie meer arbeidsethos heeft getoond dan de 4 PVV-fractieleden bij elkaar. Belder is afgelopen september verkozen tot voorzitter van de EP-delegatie die de betrekkingen met Israël onderhoudt. een prestatie van formaat!
Een blik op de website van de Europese SGP-fractie toont een transparant overzicht van activiteiten van Belder en zijn medewerkers. Op vallend is ook te vermelden dat twee medewerkers (CU -leden) van de voormalige CU/SGP Eurofractie er voor hebben gekozen voor Belder te willen blijven werken.

Ik ben blij dat ik dit voorjaar Bas Belder heb gestemd en niet op de PVV.
Desalniettemin wil ik Lucas veel succes in Brussel toewensen en hem oproepen echt aan de slag te gaan en een voorbeeld te nemen aan vriend Bas Belder.
En ik hoop dat hij zijn woorden die hij heeft uitgesproken in een interview in het RD in 2006 in de praktijk zal gaan brengen.

Citaat:
(...)Hartong vindt het „onzin” om geloof en politiek van elkaar te scheiden. Hij laat zich direct inspireren door Gods Woord. „Dat is absoluut de leidraad voor mijn leven. Ik zet er wel een kanttekening bij: je kunt niet zomaar alles wat in de Bijbel staat, klakkeloos naar vandaag de dag overplaatsen. Daar is een vertaalslag voor nodig. De profeten, Paulus en de Heere Jezus hebben ook niet overal uitspraken over gedaan.” (...)Eenmaal politiek actief, zal hij in fractievergaderingen „zeker” een christelijk geluid laten horen als dat te pas komt, stelt hij. Daarin is wel wijsheid nodig, meent de aspirant-politicus. „Je hoeft niet overal vanuit je christen-zijn op te reageren. Je kunt bijvoorbeeld als christen strijden tegen drugsgebruik, maar elk weldenkend mens beseft dat drugs niet goed voor je zijn. Het is dan niet nodig specifiek christelijke argumenten aan te dragen.”

Hartong voelt zich niet geroepen in de politiek anderen zijn geloof op te dringen. „Dan kom je al gauw in de buurt van talibanachtige praktijken.” Hij zal ook nooit als christen de samenleving zijn normen opleggen. „Dat is niet de taak van de overheid. De kerken zorgen voor de morele vorming van de mens.”

Als politicus gaat Hartong niet voor zichzelf of primair voor Wilders of het land aan de slag. „Ik doe mijn werk tot eer en glorie van God. Daar geef ik me ook steeds rekenschap van. Als Hij straks tevreden over mij is als ik boven aankom, dan weet ik dat ik het goed heb gedaan.” (...)

9 oktober 2009

Zin en onzin rond de was op zondag

verse column van Jan van Klinken

”Opgroeien in een strenggelovig gezin”, stond er op de cover van het blad Leef! dat bij de apotheek lag. Het bleek te gaan om de jeugdherinneringen van Marion Pauw. Ze schrijft literaire thrillers en doet dat volgens de jury van de Gouden Strop buitengewoon verdienstelijk. Deze jaarlijkse prijs, die wordt uitgereikt voor het beste Nederlandstalige spannende boek, werd afgelopen zomer aan haar toegekend.

Aanleiding voor het interview in het apothekersblad was de verschijning van Marion Pauws boek ”Zondaarskind”. Dat gaat, zo vertelt de schrijfster in Leef!, over een vrouw van 80 die eindelijk voor zichzelf opkomt. Ze is haar hele leven onderdrukt. Altijd heeft ze moeten aanhoren dat ze niemand is en dat ze vooral haar mond moet houden. Aan het eind van haar leven staat ze op en breekt ze de ban.

Waarom het blad het oog op Pauw heeft laten vallen wordt niet duidelijk. Nergens valt te lezen dat ze zich op de been weet te houden met een levenselixer of haar literaire successen heeft te danken aan een farmaceutische wonderpil. Maar goed, dat terzijde. Leef! moet ook vol.

In een uitgebreid interview weidt Marion Pauw uitvoerig uit over het geloof. Sinds ”Knielen op een bed violen” van Jan Siebelink is praten over je vroegere geloof terug van weggeweest. Het lijkt wel een hype, boeken van en gesprekken met ex-gelovigen. NRC Handelsblad drukte onlangs zelfs op de achterpagina een serie voorpublicaties af van het boek van een jeugdige Zeeuwse die schrijft over haar jonge jaren in een reformatorisch gezin.

Als het inderdaad een hype is, zou ik die niet kunnen plaatsen. Toen Maarten ’t Hart dertig jaar geleden begon te schrijven over zijn gereformeerde opvoeding, gebeurde dat op een moment dat velen juist afscheid van de kerk hadden genomen. Het was het tijdsgewricht waarin de grote kerken geteisterd werden door massale kerkverlating. Dat dan een schrijver met zijn boeken over het bonte gereformeerde leven furore maakt, laat zich verstaan.

Maar dat het thema nu opnieuw is ontdekt, lijkt me minder simpel te verklaren. De wereld die Jan Siebelink beschrijft, is mijlenver verwijderd van die van het grote, hedendaagse lezerspubliek. Het zal zich er hooguit aan vergapen zoals kinderen in een dierentuin vol uitheemse diersoorten of buitenstaanders bij de amish. En wat moeten NRC-lezers met de ervaringen van een Zeeuwse scholiere uit bevindelijk gereformeerde kringen? Of de lezers van het genoemde apothekersblaadje met de herinneringen van een schrijfster aan het kerkelijke milieu waarin ze is opgegroeid?

Zouden de religieuze groeperingen waarover het gaat maatschappelijk veel in de melk te brokken hebben of tienduizenden kinderen een jeugdtrauma bezorgen, dan zou die belangstelling nog wel invoelbaar zijn.

Maar eerder is het omgekeerde waar. Religie mag dan wel in zijn, het is als gezaghebbende factor in de marge van de samenleving beland. En dat de jeugd zou worden geïntimideerd of zelfs gehersenspoeld is ook niet echt aan de orde, want jongeren worden alleen maar mondiger en laten zich heus niet meer van alles aanleunen. Een merkwaardig verschijnsel dus, die hype.

Er is blijkbaar ook sprake van het op één hoop gooien. Want anders dan de aankondiging op de cover van het apothekersblaadje doet vermoeden, is Marion Pauw niet opgegroeid in een bevindelijk maar in een evangelisch nest. ”De happy clappy-gemeente” omschrijft ze de kerk waar ze bij hoorde, want er werd volgens haar uitbundig geklapt terwijl in de gangpaden 40-plussers stonden te dansen. Voor onze begrippen bevindt dit milieu zich op een lichtjaar afstand van de kringen waarin Jan Siebelink opgroeide, maar uit de gebezigde termen valt op te maken dat ook het evangelisch segment al tot de strenggelovige sector wordt gerekend.

Ik moet er wel bij zeggen dat het de schrijfster er niet om te doen is haar religieuze afkomst belachelijk te maken. Volgens mij kunnen we ook nog wel iets van haar opsteken.

Ze legt uit dat ze steeds meer moeite kreeg met de vele regels en regeltjes. „Zelfs de smurfen werden als occult gezien en waren derhalve verboden”, herinnert ze zich.

Volgens haar geldt die regelzucht voor veel orthodoxe religies. „Geloven zou moeten gaan over de relatie met God. Maar het probleem is dat strenge religies meestal omgeven zijn door allerlei regels en geboden die gaandeweg belangrijker zijn geworden dan het geloof zelf. Ik denk aan de orthodoxe Joden, die weigeren een ongestelde vrouw aan te raken. Maar ook aan strenge boeddhisten die zeggen dat je kanker hebt gekregen omdat je in je vorige leven iets verkeerd hebt gedaan. Als mensen kracht kunnen putten uit een geloof, dan vind ik dat prachtig. Maar waar het volgens mij misgaat, is bij alle regels die we elkaar opleggen. De verboden.”

En: „Als je zegt: Gij zult niet doden, dan denk ik: logisch. Je gaat niet zeggen: Steek iedereen maar overhoop. Daar worden we ook niet gelukkiger van, toch? Over dat soort regels heb ik het niet. Ik bedoel de individu-onderdrukkende regeltjes. De regeltjes die eigenlijk helemaal nergens op slaan. Zoals: Je mag de was niet ophangen als het sabbatdag is. Waarom niet? Daar doe je toch geen vlieg kwaad mee?”

Ze zegt er nog meer over, maar het zal duidelijk zijn dat ze hier een punt heeft. Als regels belangrijker zijn geworden dan de centrale boodschap, is het foute boel.

Wat die was op zondag betreft moest ik denken aan een verkiezingsleus van het toenmalige GPV (later opgegaan in de CU): ”Opdat het u welga”. Bijbelse leefregels hebben tot doel een beschermend schild aan te leggen. Dat schild hebben we nodig omdat het anders een janboel wordt. Zodra die notie uit het oog verdwijnt, worden regels ervaren als een zinloos juk.

De inzet moet niet zijn om wasophangers te betrappen en vervolgens als grote zondaars aan de muur te spijkeren. Dat is niets minder dan een ontsporing. Waar het om gaat, is het belang van het beschermende schild duidelijk te maken en uit te dragen. Dat is bij Marion Pauw niet gelukt en als u het mij vraagt, is ze niet de enige.

09-10-2009 16:02 | Jan van Klinken

3 oktober 2009

Mammoet die niet buiten schot mag blijven

De column van Jan van Klinken van deze week

Wie zijn levensloop overziet, kan niet anders dan onder de indruk raken. Richard Goldstone heeft een dijk van een reputatie. Misschien is hij wel een van de meest gerespecteerde juristen ter wereld.

Goldstone werd in 1938 in Zuid-Afrika geboren als zoon van Joodse ouders. In 1962 behaalde hij cum laude zijn juridische graad. Eerst was hij advocaat, daarna trad hij toe tot de rechterlijke macht en klom hij op tot raadsheer van het Constitutionele Hof van Zuid-Afrika. Hij was nauw betrokken bij het proces dat het land uitleidde uit de apartheid en het veranderde in een democratie. Onder zijn leiding onderzocht een commissie de wandaden onder het apartheidsregime.

Ook buiten Zuid-Afrika rees zijn ster. In 1994 werd hij benoemd tot hoofdaanklager van het Joegoslavië- en het Rwandatribunaal van de VN.

Het is maar een enkel hoogtepunt uit zijn loopbaan. Goldstone bekleedde tientallen topfuncties. Thans heeft hij opnieuw geschiedenis geschreven. Hij was voorzitter van de VN-commissie die onderzoek deed naar de oorlog die Israël de afgelopen winter voerde in Gaza. Die commissie bracht twee weken geleden haar rapport uit. Het telt maar liefst 574 bladzijden en bracht grote beroering teweeg. De Jood Goldstone klaagde in ongekend scherpe bewoordingen zijn eigen volk aan.

Een van de schokkendste bevindingen luidde dat Israël liegt over zijn strategie tijdens de aanvallen op de Gazastrook. Het land heeft altijd volgehouden dat het alles heeft geprobeerd om burgerslachtoffers te voorkomen. Dat was buitengewoon lastig en Israël heeft ook volmondig toegegeven dat het daar lang niet altijd in is geslaagd, maar volgens de officiële lezing was het steeds de bedoeling om alleen Hamasstrijders uit te schakelen en het hele apparaat van Hamas te vernietigen.

Welnu, dit is volgens Goldstone en zijn commissie een sprookje. Israël bestookte met opzet burgers in Gaza. Een citaat uit het rapport: „Terwijl de Israëlische regering geprobeerd heeft zijn operaties af te schilderen als in essentie een antwoord op raketaanvallen tijdens het uitoefenen van het recht op zelfverdediging, beschouwt de commissie ze als – in ieder geval deels – gericht op een ander doel: de bevolking van Gaza als geheel.”

Het rapport heeft in Israël een golf van verontwaardiging teweeggebracht. Veel Israëliërs voelden zich verraden door een eigen zoon. Minister Ehud Barak schreef een vlammend protest in The Wall Street Journal en ook andere prominente politici deden pogingen het beeld bij te stellen. Maar het was schreeuwen tegen de maan. Als de Jood Goldstone tot zulke zware beschuldigingen meende te moeten komen, wie was Israël dan om de juistheid ervan te willen betwisten?

En als Israël daar al niet toe in staat is, hoe zal ik dan als nietige inktkoelie deze mammoet omver willen duwen? En toch mogen het rapport en zijn samenstellers niet buiten schot blijven, ook al is het een illusie om te denken dat de impact van de conclusies er ook maar een millimeter door zal afnemen.

Afgelopen dinsdag vergaderde de Tweede Kamercommissie van buitenlandse zaken over het bewuste rapport. Tijdens dat debat stak minister Koenders van Ontwikkelingssamenwerking met een verheven glimlach de loftrompet over Goldstone. Dat moet te denken geven want Koenders is een ontzettend links figuur met ontzettend linkse vrienden en een ontzettend links verleden. Voor Goldstone geldt hetzelfde als voor ons allen: Zeg mij wie uw vrienden zijn en ik zal zeggen wie gij zijt. Wie naar die vriendenkring onderzoek doet, komt –om in eigen land te blijven- namen tegen als Jan Nico Scholten, Jan Pronk en Theo van Boven. Jan Nico Scholten is de man die zich in CDA-kringen vanwege zijn onmogelijk gedrag zo gehaat maakte dat iedereen een zucht van verlichting slaakte toen hij ophoepelde, over Jan Pronk hoeven we het verder niet te hebben en Theo van Boven is een hoogleraar internationaal recht die zich druk maakt om de mensenrechten, met name als ze worden geschonden in landen die niet in zijn linkse kraam passen.

Niet onvermeld mag blijven dat Goldstone ook een graag geziene gast was in kringen van het antiapartheidsactivisme. Te denken valt aan de Werkgroep Kairos, het beruchte Komitee Zuidelijk Afrika en Awepa, de antiapartheidsclub van parlementariërs die ooit werd opgericht door de eerder genoemde Jan Nico Scholten. Dat zij tegen de apartheid streden, daar was natuurlijk niets mis mee. Maar dat zij heulden met de communistische tegenstanders van Zuid-Afrika, dat is andere koek.

Kortom, op die bewieroking van Goldstone valt nogal wat af te dingen.

Ook op de onpartijdigheid van zijn commissie is het een en ander aan te merken. De commissie is ingesteld door de Mensenrechtenraad van de VN. Die raad kijkt voortdurend de andere kant op als er mensenrechten worden geschonden in Sudan, Birma of Noord-Korea, om maar wat buitenplaatsen te noemen, maar zodra Israël uit de bocht vliegt, is hij er als de kippen bij.

Veelzeggend was dan ook de opdracht aan Goldstone om vooral de gedragingen van Israëlische militairen te onderzoeken. Het is dat men dit naderhand zelf wat al te dol vond, anders zou het rapport uitsluitend over Israël zijn gegaan.

Het heeft er veel van weg dat ook Goldstone en de zijnen met diezelfde vooringenomenheid zijn behept. Zo ondertekende een van de commissieleden, Christine Chinkin, een brief aan de Sunday Times waarin stond dat de acties van Israël tegen Hamas uit „agressie, niet uit zelfverdediging” waren gepleegd. Dat was in januari. Het onderzoek moest toen nog beginnen! Dat Goldstone toch met haar in zee ging, valt eigenlijk niet te verdedigen.

En dan nog iets: In totaal liet Israël gedurende die bewuste drie weken honderdduizenden pamfletten boven de Gazastrook uitstrooien, het verspreidde massaal radioberichten, sms’jes en e-mails waarin de burgerbevolking sterk werd aangeraden om zich tijdelijk uit de voeten te maken. Heeft iemand daar ooit van gehoord: plegers van agressie die eerst hun slachtoffers waarschuwen om te voorkomen dat ze onbedoeld slachtoffer worden?

02-10-2009 19:30 | Jan van Klinken

.

Volgers